calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Inzicht in de werking van het wetenschapssysteem

Artikel
21 augustus 2024

Universiteitsbibliotheek van de TU Delft - Publieke onderzoeksinstellingen en het Nederlands hoger onderwijs besteedden in 2021 zo’n 46% van hun onderzoek- en ontwikkelingsuitgaven aan bèta- en techniekwetenschappen. (Foto: Robin Utrecht / Hollandse Hoogte / ANP Foto)

Image
De bibliotheek van TUDelft

Het geven van inzicht in de werking van het wetenschapssysteem is een doorlopende taak van het Rathenau Instituut. In 2023 droegen we met onze analyses onder meer bij aan de beantwoording van vragen uit de Tweede Kamer over de verdeling van onderzoeksmiddelen in Nederland en andere landen. Dit is een overzicht uit ons jaarverslag 2023.

Totale investeringen in wetenschap en innovatie

Elk jaar publiceert het Rathenau Instituut een rapport over de Totale investeringen in wetenschap en innovatie (TWIN). Daarin beschrijven we de ontwikkelingen in uitgaven voor innovatie en research and development (R&D). In 2023 deden we dat voor de periode 2021 tot en met 2027.

Voor TWIN 2021-2027 analyseerden we de uitgaven aan R&D van bedrijven, overheden en andere organisaties. We vergeleken de Nederlandse overheidsuitgaven aan R&D met die van andere landen. We keken daarbij ook naar de gerealiseerde Nederlandse overheidsuitgaven, want de uiteindelijke uitgaven kunnen afwijken van begrotingen en meerjarenramingen.

In TWIN 2021-2027 laten we zien dat de nominale rijksoverheidsuitgaven voor R&D stijgen tussen 2022 en 2023 met 1,1 miljard euro van 7,8 miljard naar 8,9 miljard euro. In 2024 loopt dit nog verder op naar 9,0 miljard euro. De toename is grotendeels toe te schrijven aan de middelen uit het Nationaal Groeifonds en aan de stijging in de onderzoek-financiering van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De extra overheids- investeringen in R&D in Nederland dragen bij aan de ambitie om 3,0% van het bbp uit te geven aan R&D.

Budget verdelen voor vrij wetenschappelijk onderzoek

Het blijkt niet eenvoudig een rechtvaardige verdeelsleutel te ontwerpen om het beschikbare geld voor vrij wetenschappelijk onderzoek te verdelen over verschillende wetenschappelijke disciplines. Wie op zoek gaat naar een basisprincipe voor budgetverdeling, stuit op praktische bezwaren. Die conclusie trekken we in ons rapport NWO-programma’s voor vrij onderzoek – Mogelijke grondslagen voor budgetverdeling.

NWO, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, heeft twee programma's voor de financiering van vrij onderzoek: de Open Competitie en het Talentprogramma, bekend van de Veni-, Vidi- en Vicibeurzen. De verdeling van het beschikbare budget uit deze NWO-programma’s is historisch gegroeid.

Een expliciete grondslag voor de verdeling van het geld over de verschillende wetenschapsgebieden ontbreekt. Iedere budgetverdelingsronde ligt de vraag weer op tafel of dat niet anders kan.

NWO vroeg het Rathenau Instituut een aantal praktische indicatoren aan te reiken om rekening mee te houden bij de verdeling van het budget. In ons rapport laten we zien dat alleen de omvang van de vraag naar financiering uit de verschillende wetenschapsgebieden in aanmerking komt als een praktisch haalbare basis voor de budgetverdeling. Andere mogelijke grondslagen voor de verdeling van het beschikbare budget, zoals de kwaliteit of de impact van onderzoek, zijn in de praktijk niet haalbaar.

Meeste publieke R&D-uitgaven naar bèta en techniek

Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) schreven we de notitie R&D- investeringen naar wetenschapsgebied. Hierin laten we zien dat publieke onderzoeksinstellingen en het Nederlands hoger onderwijs in 2021 zo’n 46% van hun onderzoek- en ontwikkelingsuitgaven besteedden aan bèta- en techniekwetenschappen. Daarnaast ging 28% naar de medische wetenschappen, 19% naar de gammawetenschappen en 8% naar de alfawetenschappen.  Onze analyse betrof Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs (universiteiten, hogescholen en universitair medische centra) en andere publieke onderzoeksinstellingen, zoals het KNMI en het RIVM.

In vergelijking met andere landen is de 46% voor bèta- en techniekwetenschappen een klein percentage. In Zuid-Korea is dit bijvoorbeeld 76%. Het aandeel van 28% voor medische wetenschappen is hoog vergeleken met andere landen. Het aandeel van de gamma- en alfawetenschappen is internationaal gezien gemiddeld.

Met de analyses draagt het Rathenau Instituut bij aan de beantwoording van een motie van Tweede Kamerleden Van der Woude en Van der Graaf, waarin ze onder meer vragen om inzicht in de verdeling van onderzoeks- middelen in Nederland en andere landen.

Wetenschap in cijfers

Om de discussie over het wetenschapsbeleid te voeden, verzamelt en analyseert het Rathenau Instituut feiten en cijfers over onderzoek en innovatie in Nederland. De uitkomsten presenteren we in vele factsheets, grafieken en datapublicaties, die onder meer te vinden zijn bij Wetenschap in cijfers. In 2023 hebben we tientallen van deze publicaties geactualiseerd.

Meeste studenten hoger onderwijs kiezen voor gammarichting

Inschrijvingen voor bachelor- en masterstudies in kaart gebracht

De meeste studenten aan universiteiten en hogescholen in Nederland volgen een opleiding in de gamma- wetenschappen. Het gaat om 56% van de bachelor- studenten en 47% van de masterstudenten. Dat laten we zien in onze datapublicatie Studenten in het hoger onderwijs naar wetenschapsgebied. Met deze publicatie dragen we bij aan een informatieverzoek van Tweede Kamerleden Van der Woude en Van der Graaf.

In het studiejaar 2022/2023 waren er bijna 680.000 inschrijvingen voor een bacheloropleiding aan publiek gefinancierde instellingen voor hoger onderwijs in Nederland. Daarvan was ruim tweederde ingeschreven bij een hogeschool, en bijna een derde aan een universiteit of universitair medisch centrum (umc). Naast de 56% voor de gammawetenschappen, was 20% van de inschrijvingen voor een opleiding in de bèta en techniek en 17% voor een medische opleiding. Het aantal inschrijvingen voor een bacheloropleiding in de alfawetenschappen was met 8% het laagste.

Bij de masteropleidingen waren er bijna 140.000 ingeschrevenen. De gammawetenschappen zijn ook hier, met 47%, de grootste. Zo’n 33% ging naar bèta- en techniekwetenschappen, 13% naar een medische masteropleiding en 8% naar opleidingen binnen de alfawetenschappen.

Internationaal vergeleken kiezen in Nederland relatief veel studenten in de bachelorfase voor een opleiding in de gammawetenschappen. Bij de masterstudenten ligt het percentage gammestudenten rond het internationale gemiddelde.

Meer lezen?