In het kort:
- Is CoronaMelder niet een te zwaar middel gezien zijn beperkte nauwkeurigheid?
- Maakt deze app ons niet te afhankelijk van Apple en Google?
- Worden medische gegevens voldoende beschermd?
In april waarschuwde het Rathenau Instituut de Tweede Kamer al om een corona-app niet te zien als dé oplossing van de Covid-19-epidemie, maar als een slechts één van de mogelijke beleidsopties. De eventuele introductie ervan zou zorgvuldig moeten verlopen met aandacht voor alle relevante aspecten.
Ook met de brief die de minister nu naar de Kamer heeft gestuurd blijft de informatievoorziening van het kabinet over de app erg fragmentarisch, zegt het Rathenau Instituut. Er zijn zes kwesties waarover meer duidelijkheid moet komen.
Daarbij gaat het onder andere over de vraag hoe de app zich verhoudt tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit EVRM stelt duidelijke grenzen aan het recht van overheden om de privacy van burgers te schenden. Een overheid mag dit doen wanneer het noodzakelijk is om de volksgezondheid te beschermen, maar het is de vraag of deze app daarvoor niet een te zwaar middel is, gezien de onnauwkeurigheid ervan (70%-75%) en alle risico’s op onzorgvuldigheden in het meldingsproces eromheen.
Afhankelijkheid van Google en Apple
Daarnaast kan CoronaMelder ervoor zorgen dat de publieke gezondheidsinfrastructuur te afhankelijk wordt van Google en Apple die het onderliggende systeem voor de app leveren én beheren. Die bedrijven bieden geen volledig inzicht in het systeem, waardoor controle op veiligheid onmogelijk is. Daarnaast zal het voor hen vrij eenvoudig zijn om de data die deze app levert te combineren met de gegevens die ze al over hun klanten hebben verzameld.
Ook op andere terreinen is het nog onduidelijk of er wel vertrouwelijk zal worden omgegaan met de persoonlijke medische gegevens van de gebruikers. Ook moet worden voorkomen dat mensen die ervoor kiezen om de app niet te gebruiken anders behandeld zullen worden dan mensen die dat wel doen. Er moet voldoende aandacht zijn voor klachten, bezwaren en verhaalmogelijkheden. Ten slotte moet worden vastgelegd wanneer en onder welke voorwaarden de inzet van de app wordt beëindigd.
Aanvulling 31 augustus 2020
Inmiddels heeft de Minister een groot aantal aanvullende stukken naar de Kamer gestuurd, waaronder het advies van de Raad van State, de Autoriteit Persoonsgegevens en de second opinion op de Privacy Impact Assessment en het advies van de Begeleidingscommissie van VWS over wat wettelijk geregeld zou moeten worden rondom de CoronaMelder. Bovengenoemde stukken laten zien dat er al veel aandacht is uitgegaan naar de technische aspecten van data privacy bij het ontwerpen van de app. Net als het Rathenau Instituut wijzen de adviezen op de noodzaak om ook te kijken naar het bredere kader waarbinnen de app wordt ingezet, en wettelijke waarborgen in te bouwen tegen misbruik en onbedoelde neveneffecten van het gebruik van de app, nu of in een later stadium.
De Minister heeft het concept wetsvoorstel, dat de wettelijke basis vormt voor de inzet van de app in het kader van de corona-epidemie, op 21 augustus naar de Kamer gestuurd. De wet kan nog explicieter opnemen waar overheden, private partijen en personen aan gehouden kunnen worden. Ook is het belangrijk dat de Kamer wordt betrokken bij wijzigingen in deze afspraken.