Pas op voor innovatiesimplisme
Pas op voor innovatiesimplisme. Dat stellen Eefje Cuppen, Jasper Deuten en Rinie van Est van het Rathenau Instituut in reactie op het 'rapport Wennink'.
In het kort:
- Naast innovatie ten dienste van de economie, heeft de overheid drie andere publieke innovatietaken.
- Dit zijn: innovatie voor maatschappelijke opgaven, maatschappelijke inbedding van innovatie, en het reguleren van de kansen en risico’s van innovatie
In tijden van crisis klinkt snel de roep om de innovatiekracht van Nederland te versterken. Oud-ASML-topman Peter Wennink presenteerde zijn rapport 'De route naar toekomstige welvaart' dan ook met urgentie. Terecht. Maar om innovatiekracht in te zetten voor de hele samenleving, is er meer nodig dan investeringen gericht op economische groei alleen. De veranderde geopolitieke verhoudingen vragen juist om een innovatiepolitiek waarin innovatiekracht ook wordt benut voor andere publieke doelen dan economische groei. Denk aan duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en een sterke democratie. Daarvoor zijn regelgeving en maatschappelijke betrokkenheid bij R&D en innovatie onmisbaar.
Technologische kennis en innovatie spelen een cruciale rol in het versterken van het Europese en Nederlandse concurrentievermogen. De adviezen van Draghi en Wennink om investeringen in R&D op te voeren tot minimaal 3% van het BBP en het ondernemings- en investeringsklimaat te verbeteren, verdienen dan ook serieuze aandacht. Tegelijkertijd laat decennialang innovatieonderzoek zien dat de rol van de overheid ten aanzien van innovatie niet kan worden teruggebracht tot het aanjagen van economische groei alleen. Naast deze economische taak zijn er nog drie andere cruciale publieke taken op het gebied van innovatie waarin de overheid moet voorzien.
Innovatie voor maatschappelijke opgaven
Ten eerste dient de overheid investeringen in R&D af te stemmen op collectieve behoeften (zoals goede en betaalbare zorg, een sterke krijgsmacht, goed en toegankelijk onderwijs, goede huisvesting, gezond en veilig voedsel) en maatschappelijke opgaven (zoals het tegengaan van klimaatverandering en waterveiligheid). Waar voor Wennink innovaties in publieke sector en maatschappelijke opgaven vooral als randvoorwaardelijk voor economische groei worden gezien, zijn bij deze taak de maatschappelijke opgaven leidend. Dat kan vragen om investeringen die niet per se tot economische groei leiden.
Bovendien vraagt dit niet alleen om innovatie vanuit het bedrijfsleven, maar ook om de inzet van overheden, bewoners en professionals. De overheid is hierbij belangrijk als vertaler en regisseur van maatschappelijke behoeften en is zelf ook een belangrijke gebruiker van innovatie in de publieke sector.
In deze rol heeft de overheid bijvoorbeeld het voortouw genomen bij de ontwikkeling van de Oosterscheldekering. Ondanks de beperkte economische groei die dit opleverde, is dit toch een paradepaardje van Nederlandse innovatie gebleken.
Een ander sprekend voorbeeld is de actieve rol van de overheid in de ontwikkeling van de unieke Nederlandse fietsinfrastructuur met innovaties in bijvoorbeeld snelfietsroutes, OV-knooppunten, fietsstallingen en intelligente verkeerslichten.
Maatschappelijke inbedding van innovatie
Iedere nieuwe technologie gaat gepaard met kansen en risico’s. Een tweede publieke taak is daarom om deze vroegtijdig in beeld te brengen, daarop te anticiperen en burgers en maatschappelijke partijen te betrekken bij R&D en innovatie. Maatschappelijke inbedding is cruciaal om technologie daadwerkelijk te laten bijdragen aan een welvarende, duurzame, gezonde en veilige samenleving.
Dat geldt zeker voor de vier volgens Wennink strategisch belangrijkste domeinen: digitalisering en AI, veiligheid en weerbaarheid, energie- en klimaattechnologie en biotechnologie. Juist in deze domeinen is een goede maatschappelijke inbedding geen uitgemaakte zaak en tegelijkertijd cruciaal voor het succesvol ontwikkelen en te gelde maken van innovaties.
Daarnaast creëert op termijn het betrekken van diverse perspectieven vanuit de vraagkant juist een extra arsenaal aan innovatiemogelijkheden. Het ontbreken van maatschappelijke partijen in de klankbordgroep van Wenninks rapport is in dat licht een gemiste kans.
Het reguleren van de kansen en risico’s van innovatie
Ten derde is goede regulering nodig om wenselijke innovaties te stimuleren en schadelijke effecten te voorkomen. Regels zijn noodzakelijk om mens, dier, natuur en milieu te beschermen en om kansen en risico’s rechtvaardig te verdelen. We willen geen nieuwe asbestschade, en geen AI-toepassingen die de democratie ondermijnen.
Het idee dat regelgeving innovatie per definitie tegenhoudt, is hardnekkig, ook in de Europese discussie over het versimpelen van wet- en regelgeving om geopolitiek concurrerend te blijven.
Op het gebied van digitalisering bijvoorbeeld, waar met de Digitale Omnibus wordt beoogd om tot versimpeling van wetgeving te komen. Niemand is natuurlijk tegen versimpeling, maar als dit tot versoepeling leidt en daarmee tot verminderde bescherming van fundamentele rechten, staat er wel iets op het spel.
Een ander voorbeeld is gewasveredeling, waar wordt afgestevend op versoepelde regulering van bepaalde DNA-technieken, met als doel innovatie en economische kansen te bevorderen. Voor zowel digitalisering als de zaadveredeling geldt dat het sectoren zijn die worden aangevoerd door grote mondiale bedrijven. De vraag is dus waar en bij wie het versimpelen van regelgeving tot economische groei leidt
Kortom: de overheid heeft niet één, maar vier publieke taken ten aanzien van innovatie:
- Innovatie voor de economie.
- Innovatie voor maatschappelijke opgaven.
- Maatschappelijke inbedding van innovatie.
- Het reguleren van de kansen en risico’s van innovatie.
Deze taken moeten niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Het versterken en benutten van innovatiekracht voor het algemeen belang vraagt om aandacht voor alle vier de publieke innovatietaken, en vooral om samenhang en synergie daartussen.
Eefje Cuppen (directeur Rathenau Instituut), Jasper Deuten (onderzoekscoördinator Innovatie) en Rinie van Est (onderzoekscoördinator Digitalisering en Klimaat)