calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Essay: duurzaamheid centraal - Een casestudie van het Vlaamse voedselsysteem

Artikel
10 november 2022

Foto door Tim Mossholder - Unsplash

Image
Landbouw

Wetenschap en innovatie zijn cruciaal bij het oplossen van uitdagingen zoals klimaatverandering of groeiende ongelijkheid in de samenleving. Maar om echt duurzame veranderingen te faciliteren, moeten overheden innovatie op nieuwe manieren gaan stimuleren en inzetten. Onderzoekers van het Rathenau Instituut en de Universiteit Utrecht doen enkele aanbevelingen voor het aanpassen van innovatiebeleid.

In het kort:

  • In opdracht van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB) deden onderzoekers van het Rathenau Instituut en de Universiteit Utrecht onderzoek naar de manier waarop de Vlaamse overheid duurzame innovatie stimuleert.
  • Het Vlaamse voedselsysteem, dat op een aantal punten lijkt op het Nederlandse voedselsysteem, wordt als casestudie onder de loep genomen.
  • Duurzaamheid bij het stimuleren van innovatie is nog te weinig gericht op verandering van bestaande systemen, zoals het voedselsysteem.

Grote maatschappelijke opgaven

Bij het creëren van een duurzame samenleving is een belangrijke rol weggelegd voor onderzoek en innovatie. Dat wordt ook nu weer duidelijk in bijvoorbeeld de stikstofcrisis. Daar wijzen tegenstanders van de voorgestelde stikstofaanpak op de kansen om met innovatie stikstofemissies te verminderen. Op verzoek van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB) onderzochten onderzoekers van het Rathenau Instituut en de Universiteit Utrecht de rol van het Vlaamse innovatiebeleid bij het aanpakken van maatschappelijke opgaven. Denk hierbij aan de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Of de omschakeling naar een duurzaam landbouwsysteem dat rekening houdt met zowel natuur, bodem als mens. Het is mogelijk om innovatiebeleid opgavegericht in te zettenmaar dat vergt wel een nieuwe aanpak. Het Vlaamse voedselsysteem, dat op een aantal punten lijkt op het Nederlandse voedselsysteem, is gebruikt als casestudie om te onderzoek in hoeverre het Vlaamse innovatiebeleid opgavegericht is opgezet.

Subsidies voor duurzaam innoveren

Om innovatie te stimuleren, verstrekken overheden subsidies die het voor bedrijven aantrekkelijker maken om te innoveren. In de EU is aan de hand van het “Do no significant harm”-principe afgesproken dat (subsidie)maatregelen geen significante nadelige effecten mogen hebben op de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen zoals in 2015 opgesteld door de VN. Sommige innovatiesubsidies gaan een stap verder en nemen in de voorwaarden duurzaamheidscriteria op die steeds meer rekening houden met duurzaamheidEen mooi voorbeeld zijn de duurzaamheidsscores in de vergunningsverlening voor windparken in de Noordzee. Die zorgen ervoor dat nieuwe windparken steeds minder schadelijk zijn voor het leven in zee en dit waar mogelijk zelfs bevorderen.

Het opnemen van duurzaamheidscriteria in de voorwaarden voor innovatiesubsidies zorgt er dus voor dat innovatie meer rekening houdt met duurzaamheid. Desondanks is veel innovatie nog steeds gericht op het optimaliseren van bestaande, niet-duurzame praktijken. Denk hierbij aan luchtwassers die de stikstofuitstoot van stallen verminderen, of roetfilters voor auto’s die de uitstoot van roet en fijnstof verlagen. Aan de ene kant zijn dit soort innovaties belangrijk omdat ze op korte termijn de schadelijke uitstoot van stallen en auto’s kunnen reduceren. Aan de andere kant dragen deze innovaties niet of nauwelijks bij aan de systeemverandering die nodig is voor transities naar duurzame landbouw- en mobiliteitssystemen. Wat kunnen overheden meer doen met subsidiebeleid om ervoor te zorgen dat innovatie bijdraagt aan het oplossen van deze maatschappelijke vraagstukken? Om deze vraag te beantwoorden bestudeerden de onderzoekers de rol van innovatiebeleid in het Vlaamse voedselsysteem.

Transities en innovatie in het Vlaamse voedselsysteem

Het Vlaamse voedselsysteem lijkt in meerdere opzichten op het Nederlandse en is daardoor een relevante casestudie voor de Nederlandse context. Uit het onderzoek volgt een aantal constateringen:

  1. Het Vlaamse voedselbeleid ontbeert een concrete duurzaamheids- en innovatiestrategie voor de landbouwtransitie.
    In ‘Visie 2050’, de Vlaamse langetermijnstrategie voor de toekomst, wordt het streven naar een duurzame voedselketen genoemd. Maar waar het aankomt op de invulling van een dergelijk voedselsysteem, wordt nog veel opengelaten. In de voedselstrategie ‘Vlaamse Kost’ zijn de doelstellingen nader gedefinieerd, maar een concrete innovatiestrategie moet nog geformuleerd worden. De heersende overtuiging is dat succesvol beleid voor de landbouwtransitie moet voortbouwen op de sterke Vlaamse bio-economie. Deze leunt op een samenspel van vooraanstaande Vlaamse universiteiten en bedrijven, die allen betrokken zijn bij voedselproductie en hergebruik van grondstoffen.
     
  2. Gevestigde partijen zetten in op de optimalisatie van efficiënte, grootschalige productie.
    Gevestigde partijen binnen het bestaande landbouwsysteem zijn nog altijd bepalend voor het gesprek over het transitiebeleid. Zij zijn gebaat bij de huidige grootschalige intensieve landbouw. Mede daarom is de route naar een duurzaam voedselsysteem vooralsnog weinig concreet.
     
  3. Financieringsregelingen voor publiek-private samenwerking moedigen onvoldoende aan tot duurzame systeemverandering.
    Veel van de lopende innovatieprojecten binnen de landbouw zijn gericht op de eerdergenoemde optimalisatie van bestaande, niet-duurzame praktijken. Een belangrijke reden hiervoor is dat de beleidsinstrumenten voor publiek-private samenwerking in onderzoek en innovatie in de huidige vorm maar beperkt ondersteuning bieden voor innovaties gericht op duurzame systeemverandering. In de eerste plaats komt dit omdat private cofinanciering een voorwaarde voor subsidie is. Overheidssteun is dus afhankelijk van de bereidheid en het vermogen van bedrijven om mee te betalen. In de praktijk zijn de innovatiebehoeften van gevestigde, kapitaalkrachtige bedrijven daardoor leidend. Ze hebben vaak meer belang bij systeemoptimalisatie dan systeemverandering. In de tweede plaats geldt dat innovatie voor systeemverandering vraagt om nauwe samenwerking van wetenschappers met boeren en andere praktijkprofessionals. Dit helpt ook om beter te anticiperen op de maatschappelijke inbedding van innovaties. In de huidige vorm belemmeren subsidieregelingen dit soort transdisciplinaire samenwerking echter. Boeren die willen meewerken aan een experiment voor duurzame landbouw en daardoor financieel risico lopen, mogen bijvoorbeeld niet gecompenseerd worden voor eventuele verliezen.  

Aanbevelingen voor het Vlaamse innovatiebeleid bij duurzaamheidstransities

Het komende decennium is cruciaal voor het inzetten van innovatie voor de aanpak van maatschappelijke uitdagingen als klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en groeiende ongelijkheid. De Vlaamse wetenschaps- en innovatiesystemen scoren hoog op de productie van excellente wetenschap, de omvang van R&D-investeringen en kennisvalorisatie. Maar de kennis- en innovatieagenda’s zijn slechts beperkt gericht op de aanpak van maatschappelijke opgaven door middel van systeemverandering. Dat is zorgelijk, omdat uit onze studies blijkt dat dit wel nodig is om benodigde duurzaamheidstransities op tijd te realiseren. Uit eerder onderzoek weten we dat het daadwerkelijk voorop stellen van maatschappelijke opgaven vraagt om een nieuw genre opgavegericht innovatiebeleid. Daarbij vormt het aanpakken van maatschappelijke opgaven het vertrekpunt. Het volstaat dus niet om binnen bestaande subsidiemaatregelen iets meer nadruk te leggen op duurzaamheid. De onderzoekers deden namens de KVAB vijf aanbevelingen aan het Vlaamse kabinet:

  1. Laat sociale innovatie, gedragsverandering en technologieontwikkeling hand in hand gaan.
    Oplossingen die alleen op het sociale of technologische vlak gericht zijn dragen minder bij aan transities. Zodoende kan opgavegericht innovatiebeleid het beste de nadruk leggen op projecten die sociale en technologische innovatie integreren in zogeheten systeeminnovaties.

  2. Maak de aanpak van maatschappelijke uitdagingen het vertrekpunt.
    Het invoeren van randvoorwaarden voor de duurzaamheid en maatschappelijke impact van projecten, programma’s en beleid volstaat niet. In de sturing van onderzoek en innovatie op maatschappelijke uitdagingen zou niet een specifieke technologie of sector, maar de aanpak van maatschappelijke uitdagingen het vertrekpunt moeten worden. Daarbij kan voortgebouwd worden op sterke punten van de regio, met het besef dat de huidige gang van zaken niet volstaat.

  3. Geef nieuwkomers de ruimte.
    Gevestigde partijen kunnen beter niet de overhand hebben in programma’s en netwerken gericht op duurzaamheidstransities. Zij zijn tenslotte gebaat bij het in stand houden van de huidige gang van zaken. Het is daarom belangrijk dat nieuwkomers in het onderzoeks- en innovatiebeleid en het debat rondom transitiebeleid voldoende de ruimte krijgen.

  4. Stel een organisatie in die ondersteunt bij de uitwerking en implementatie van transitievisies.
    Duurzame verandering doorvoeren vraagt veel van uiteenlopende partijen. Zowel onderzoekers en beleidsmakers als de bredere maatschappij zullen anders moeten gaan werken, leren en samenwerken. Daarom is het raadzaam om een organisatie op te zetten die transities ondersteunt. Een dergelijk platform zou coördinatie en leerprocessen binnen transities kunnen bevorderen. Tevens zou een dergelijke organisatie een langlopend mandaat moeten hebben om transities effectief te kunnen versnellen.

  5. Geef een onafhankelijke organisatie een TA-rol.
    Technologisch aspectenonderzoek (TA) kan een belangrijke rol vervullen in duurzaamheidstransities en wordt momenteel onderbenut in het Vlaamse wetenschaps- en innovatiebeleid. Strategische kennis vanuit TA kan helpen bij het sturen van de voortgang van duurzaamheidstransities en bij de besluitvorming van beleidsmakers rond het inzetten van technologie. Ook kan TA de maatschappelijke en politieke dialoog rondom duurzaamheidstransities ondersteunen. Zodoende is het aan te raden dat een nieuwe of reeds bestaande onafhankelijke organisatie, zoals het Rathenau Instituut, deze TA-rol oppakt.

Onderzoekers Petra Verhoef (Rathenau Instituut) en Johan Schot (Universiteit Utrecht) zijn op persoonlijke titel door de KVAB benoemd als denkers op het gebied van duurzame innovatie. Onderzoeker Vincent Baarslag (Rathenau Instituut) ondersteunde dit onderzoek.

Lees meer over het onderzoek in het Denkersrapport van de KVAB.

Het onderzoek rond het Vlaamse voedselsysteem sluit aan bij lopend onderzoek van het Rathenau Instituut naar het type kennis, onderzoek en innovatie dat nodig is voor de voedselsysteemtransitie in Nederland. Hierover rapporteert het instituut in de eerste helft van 2023.

Gerelateerde publicaties: