Het personeel bij de universitair medische centra
Foto: HH/Robin Utrecht

In het kort
- Het personeel bij de umc's (totaal aantal fte) is de afgelopen jaren toegenomen. Dit geldt voor zowel personeel met als zonder onderzoekstaak.
- Personeel met een onderzoekstaak heeft relatief minder vaak een vast contract dan personeel zonder onderzoekstaak. Umc’s verschillen onderling sterk waar het gaat om het percentage tijdelijke contracten voor wetenschappelijk personeel.
- In alle functies werken meer vrouwen dan mannen, behalve bij de medisch specialisten waar 49% vrouw is. Naar verwachting zijn binnen enkele jaren ook hier de vrouwen in de meerderheid.
Omdat een overzicht van recente cijfers over het personeel van de Nederlandse umc's ontbreekt, geven we in deze factsheet een beschrijvend beeld van hun personeelsbestand. Dit maakt het ook mogelijk om toekomstige ontwikkelingen in dat personeelsbestand te kunnen monitoren. In het bijzonder kijken we naar het personeel met een onderzoekstaak. We besteden onder andere aandacht aan de man-vrouwverhouding omdat vrouwen in wetenschappelijke functies vaak in de minderheid zijn, zoals blijkt uit eerdere publicaties van het Rathenau Instituut en andere organisaties (Europese Commissie, Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren). We kijken ook naar het percentage tijdelijke contracten bij de verschillende functiecategorieën omdat de discussie over het aandeel tijdelijke contracten onder wetenschappelijk personeel recent is opgelaaid.
Nederland is goed gepositioneerd op het gebied van medisch onderzoek
Uit eerdere publicaties van het Rathenau Instituut blijkt dat gezondheidszorg een belangrijke plek inneemt binnen het wetenschappelijke onderzoek in Nederland. Zo vinden in dit gebied de meeste promoties plaats: 38% van het totale aantal promoties in 2021 (Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Statline, bewerking Rathenau Instituut). 31% van de onderzoeksfinanciering voor de hoger onderwijs- en publieke kennisinstellingen is gericht op het medische domein (2019, Eurostat-data, bewerking Rathenau Instituut). Wanneer we kijken naar de citatie-impactscore ten opzichte van vergelijkbare landen, dan staat Nederland bij gezondheid op de derde plek. Tot slot heeft Nederland van alle referentielanden het grootste aandeel publicaties op het gebied van gezondheid: 40% van het totale aantal publicaties (Clarivate Analytics/ WoS database, extractie door Centre for Science and Technology Studies (CWTS) en analyse door Rathenau Instituut).
Het aantal fte personeel bij de umc's neemt toe
Onderstaande grafiek geeft het totale personeelsbestand weer bij de umc’s in 2015 en 2020. Het Erasmus MC heeft zowel in 2015 als in 2020 het grootste personeelsbestand. Het Maastricht UMC+ heeft in beide jaren het kleinste personeelsbestand. Dit komt doordat de ruim 2.500 medewerkers van de medische faculteit behoren tot het personeelsbestand van Maastricht University. Medewerkers van de andere medische faculteiten zijn wel inbegrepen bij het personeelsbestand van de betreffende umc's. Het totale personeelsbestand van alle umc's samen is sinds 2015 toegenomen met 6,9%. De toename in het aantal fte sinds 2015 is zichtbaar bij vrijwel alle umc’s, met uitzondering van Maastricht UMC (- 12,6%) en het VUMC (- 8,2%). De grootste percentuele stijging in personeel is te zien bij het LUMC (+ 21,8%).
2015 | 2020 | |
Maastricht UMC+ | 4648 | 4061 |
AMC | 5913 | 6444 |
LUMC | 5895 | 7181 |
VUmc | 6718 | 6166 |
Radboudumc | 8099 | 8742 |
UMC Utrecht | 8060 | 8890 |
UMCG | 9177 | 10012 |
Erasmus MC | 9392 | 10531 |
In onderstaande grafiek is te zien dat er meer personeel is zonder onderzoekstaak, dan personeel met onderzoekstaak. Dit geldt voor alle umc’s in beide jaren. Gemiddeld bestaat 30% van het totale aantal fte’s van de umc’s uit personeel met een onderzoekstaak (2020). Bij Maastricht UMC+ en het UMCG is dit lager, respectievelijk 21% en 23%. Ook is te zien dat het aantal fte voor zowel personeel met als zonder onderzoekstaak is toegenomen, met uitzondering van Maastricht UMC+, UMCG en het VUmc. Het andere patroon voor Maastricht UMC+ komt wellicht doordat de medewerkers van de medische faculteit niet zijn opgenomen in het personeelsbestand van het UMC, maar bij Maastricht University. Het totale personeelsbestand met en zonder onderzoekstaak van alle umc's samen is sinds 2015 toegenomen met respectievelijk 5% en 8%. Deze stijging is vergelijkbaar met de gemiddelde stijging van 6% tussen 2014 en 2017 van het totaal aantal artsen en verpleegkundigen (CBS).
”Binnen de umc's is er meer personeel zonder onderzoekstaak dan personeel met een onderzoekstaak
fte personeel met onderzoekstaak | fte personeel zonder onderzoekstaak | |
2015 Maastricht UMC+ | 1233 | 3415 |
2020 | 851 | 3210 |
2015 VUmc | 2160 | 4558 |
2020 | 2031 | 4135 |
2015 LUMC | 1972 | 3922 |
2020 | 2453 | 4728 |
2015 Radboudumc | 2425 | 5675 |
2020 | 2732 | 6010 |
2015 UMC Utrecht | 2508 | 5553 |
2020 | 2804 | 6086 |
2015 UMCG | 2399 | 6778 |
2020 | 2340 | 7672 |
2015 Erasmus MC | 2880 | 6512 |
2020 | 3214 | 7317 |
Relatief minder vaste contracten onder personeel met onderzoekstaak
In onderstaande grafiek is het percentage werknemers weergegeven met een vast, tijdelijk of overig contract in 2015 en 2020, voor personeel met en zonder onderzoekstaak. Voor personeel met onderzoekstaak zijn in deze grafiek de verschillende subcategorieën apart weergegeven. Onder de contractvorm ‘overig’ vallen de contractvormen: ‘bij wijze van proef’, ‘bepaald werk’ en ‘opleiding’. De contractvorm ‘overig’ is dus ook tijdelijk van aard. Een overig contract voor bepaald werk of voor de duur van een opleiding is gebruikelijk binnen een aantal medische en onderzoeksgerelateerde beroepsgroepen, zoals de promovendus of de arts in opleiding tot medisch specialist. Daarom laten we deze categorie apart zien. De percentages zijn weergegeven voor alle umc’s samen omdat er voor de meeste functiecategorieën geen grote verschillen zijn tussen de umc’s . Alleen bij de functiecategorie van 'personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs' is er substantieel verschil tussen de umc’s. Daarom laten we voor deze functiecategorie in een aparte grafiek per umc het percentage werknemers zien met een vast, tijdelijk of overig contract.
Het percentage vaste contracten is het hoogst bij de medisch specialisten en het personeel zonder onderzoekstaak. Van deze werknemers heeft 86% een vast contract in 2020. Onder arts-assistenten en personeel in opleiding tot medisch specialist is het percentage vaste contracten het laagst: 3% en 9%. De tijdelijke contractvorm ‘overig’ komt met 84% en 87% het meest voor onder deze functiecategorieën. Er zijn gemiddeld genomen geen verschillen in contractvorm tussen mannen en vrouwen. Het aantal vaste contracten onder personeel in opleiding tot medisch specialist neemt toe: van 2,5% in 2015 tot 9% in 2020. De toename in het percentage vaste contracten is te zien bij alle umc’s en varieert van + 2,4% bij het VUMC tot + 6,5% bij Maastricht UMC en het Erasmus MC.
”Het aandeel vaste contracten is het hoogst onder medisch specialisten en personeel zonder onderzoekstaak
Overig contract | Tijdelijk contract | Vast contract | |
2020 Overig personeel zonder onderzoekstaak | 5,9 | 8 | 86,1 |
2015 Overig personeel zonder onderzoekstaak | 4,9 | 13,9 | 81,2 |
2020 In opleiding tot medisch specialist | 87,3 | 3,7 | 9 |
2015 In opleiding tot medisch specialist | 89,8 | 7,7 | 2,5 |
2020 Arts-assistenten en basisartsen | 84 | 13,3 | 2,6 |
2015 Arts-assistenten en basisartsen | 81,7 | 14 | 4,3 |
2020 Medisch specialististen | 6,1 | 8,4 | 85,5 |
2015 Medisch specialististen | 8,5 | 10,2 | 81,4 |
2020 Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs | 37,1 | 11,9 | 51 |
2015 Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs | 41,9 | 14,4 | 44,1 |
In onderstaande grafiek zijn grote verschillen te zien tussen de umc’s in het percentage vaste en tijdelijke contracten bij de functiecategorie 'wetenschappelijk personeel onderzoek en onderwijs'. Het percentage vaste contracten varieert van 29% bij het UMCG tot 80% bij het AMC. Het relatief hoge percentage contracten van tijdelijke aard binnen deze functiecategorie wordt mogelijk verklaard door de groep promovendi die hier onderdeel van uitmaakt. Zij hebben een tijdelijk contract voor de beoogde duur van het promotietraject. Op basis van de beschikbare data is echter geen onderscheid te maken tussen promovendi, postdocs, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren. Omdat de verhouding tussen deze verschillende functies niet voor elk umc hetzelfde is, is het lastig om de verschillen tussen de umc’s te verklaren.
Overig contract | Tijdelijk contract | Vast contract | |
AMC | 6,1 | 14,3 | 79,7 |
AZ Maastricht | 22,9 | 7,3 | 69,7 |
UMCU | 24,4 | 6,5 | 69,1 |
Erasmus MC | 31,2 | 9,1 | 59,7 |
LUMC | 37,7 | 4,9 | 57,4 |
VUmc | 38,9 | 29,9 | 31,2 |
UMCG | 67 | 4,4 | 28,6 |
Aandeel tijdelijke contracten onder personeel met onderzoekstaak is hoger dan op universiteiten
Wanneer we kijken naar alle functiecategorieën samen heeft iets meer dan een kwart (26%) van het umc-personeel in Nederland een tijdelijk contract. Onder medewerkers met een onderzoekstaak is het percentage tijdelijke contracten veel hoger: 57%. Het personeel met een onderzoekstaak omvat ook arts-assistenten, basisartsen en personeel in opleiding tot medisch specialist. Een tijdelijke aanstelling is gebruikelijk binnen deze personeelscategorieën.
Binnen de Nederlandse universiteiten ligt het aandeel tijdelijke contracten onder wetenschappelijk personeel met 59% iets hoger dan bij de umc's. In de sector zorg en welzijn is het aandeel tijdelijke contracten met 68% juist hoger (SCP). In heel Nederland is het percentage tijdelijke contracten 27%.
”Een relatief groot deel van het personeel met een onderzoekstaak heeft een tijdelijk contract
Meer vrouwen dan mannen werkzaam bij de umc’s
Onderstaande grafiek laat het percentage mannen en vrouwen per functiecategorie zien voor alle umc’s samen in 2015 en 2020. Van de groep medewerkers met een onderzoekstaak zijn wederom de verschillende subcategorieën weergegeven.
Anders dan bij de universiteiten werken er aan de umc’s meer vrouwen dan mannen, zowel in 2015 als 2020. Dit geldt voor alle functies, behalve die van medisch specialist, waar het aandeel vrouwen 43% was in 2015 en 49% in 2018. Bij de universiteiten werken binnen alle wetenschappelijke functies meer mannen dan vrouwen.
Het aandeel vrouwen is het hoogst bij het personeel zonder onderzoekstaak. Binnen deze functiecategorie is het percentage vrouwen 75% (2020). Maar ook binnen wetenschappelijke functies zoals die van het personeel onderzoek en onderwijs is het verschil tussen het aandeel mannen en vrouwen substantieel. Binnen deze functiegroep is 60% vrouw (2020). Voor alle functiegroepen, met uitzondering van die van arts assistenten en basisartsen, geldt dat het aandeel vrouwen, net als bij universiteiten, is toegenomen in 2020 ten opzichte van 2015. Deze toename is het grootst bij de medisch specialisten. Onder arts assistenten en basisartsen is het aandeel vrouwen gelijk gebleven.
Het CBS presenteerde in 2019 vergelijkbare cijfers. De beroepsgroepen waarin relatief de meeste vrouwen werken, vallen onder de zorg- en welzijnssector en het onderwijs. Het gaat om beroepen op het hoogste niveau zoals gespecialiseerd verpleegkundigen (85% vrouw in 2018) en artsen (59% vrouw in 2018). Het CBS geeft aan dat mannen nog in de meerderheid zijn onder medisch specialisten werkzaam in de zorgsector (55% man in 2017), maar bij de medisch specialisten in alle ziekenhuizen zijn vrouwen in 2017 voor het eerst in de meerderheid, met 51%. Een vrouwelijke meerderheid in de zorg- en welzijnssector is al zichtbaar bij de opleidingskeuze van mannen en vrouwen. Bijna driekwart van de hoogopgeleiden met een diploma in deze sector is vrouw (2018).
Vrouwen werken gemiddeld minder fte dan mannen. Het totale aantal fte aan vrouwelijke werknemers is voor alle functiecategorieën nog steeds groter dan het aantal fte aan mannelijke werknemers, behalve bij de medisch specialisten.
Functiecategorie | Mannen | Vrouwen |
2020 Overig personeel zonder onderzoekstaak | 24,83 | 75,17 |
2015 Overig personeel zonder onderzoekstaak | 25,87 | 74,13 |
2020 In opleiding tot medisch specialist | 25,79 | 74,21 |
2015 In opleiding tot medisch specialist | 30,63 | 69,37 |
2020 Arts assistenten en basisartsen | 35,78 | 64,22 |
2015 Arts assistenten en basisartsen | 35,35 | 64,65 |
2020 Medisch specialististen | 51,93 | 49,07 |
2015 Medisch specialististen | 56,69 | 43,31 |
2020 Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs | 39,6 | 60,4 |
2015 Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs | 41,36 | 58,64 |
Onderstaande figuur laat de verdeling zien van mannen en vrouwen met een onderzoekstaak naar academische functie en leeftijdscategorie. Hier valt op dat het aantal vrouwelijke medisch specialisten tot aan de leeftijd van 55 jaar groter is dan het aantal mannelijke medisch specialisten. Bij de medisch specialisten in de leeftijd vanaf 55 jaar is juist het aantal mannen groter. Er zijn er twee keer zo veel. Dat onder alle medisch specialisten de mannen in de meerderheid zijn, komt dus alleen nog door deze hogere leeftijdscategorieën. Dit betekent dat de komende jaren een grotere uitstroom te verwachten is van mannelijke medisch specialisten dan van vrouwelijke medisch specialisten. Daarbij zien we dat het aantal vrouwen in opleiding tot medisch specialist hoger is dan het aantal mannen en dat de instroom aan vrouwen binnen de functiecategorie van medisch specialist nu al groter is. Deze trend is ook zichtbaar in bovenstaande grafiek, waar het aandeel mannelijke medisch specialisten in 2018 met bijna vijf procentpunten is afgenomen ten opzichte van 2015. Wanneer gekeken wordt naar medisch specialisten in zowel umc's als algemene ziekenhuizen wordt eenzelfde trend waargenomen (CBS).
Met de grotere instroom aan vrouwen en de grotere uitstroom aan mannen is de verwachting dat ook binnen de functiecategorie van medisch specialist het aandeel vrouwen de overhand zal krijgen. Wanneer we kijken naar de gemiddelde jaarlijkse percentuele groei aan medisch specialisten voor mannen en vrouwen van 2015 tot en met 2020, is de verwachting dat het aantal vrouwelijke medisch specialisten binnen enkele jaren groter zal zijn dan het aantal mannelijke.

Notities: De analyse is op basis van het aantal personen en exclusief de medewerkers van de medische faculteit Maastricht, die in het personeelsbestand van Maastricht University zijn opgenomen.
Tot slot
De umc's vormen een belangrijk onderdeel van het Nederlandse kennisecosysteem. In deze factsheet hebben we met name gekeken naar het personeel met taken in het onderzoek.
We zagen dat het aantal fte aan personeel bij de umc’s is toegenomen. Een vergelijkbare toename werd gezien bij medisch personeel buiten de umc's. Het personeel met een onderzoekstaak heeft relatief minder vaak een vast contract dan het personeel zonder onderzoekstaak. Het percentage tijdelijke contracten bij personeel met een onderzoekstaak binnen de umc's is iets lager dan dat bij onderzoekspersoneel aan universiteiten. Het verschil in percentage tijdelijke contracten tussen de umc's is bij de categorie personeel met onderzoekstaak groot. Het hoge percentage tijdelijke contracten wordt mogelijk verklaard door de groep promovendi die hier onderdeel van uitmaakt. Op basis van de beschikbare data kan echter geen onderscheid gemaakt worden tussen promovendi, postdocs, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren. Dit maakt het lastig om de verschillen tussen de umc’s te verklaren. Als het mogelijk is om in de toekomst deze uitsplitsing naar wetenschappelijke functie te maken, kunnen umc's op dit vlak van elkaar leren.
Bij de universiteiten zien we dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in wetenschappelijke functies, met name in de hogere functies zoals die van hoogleraar. Bij de umc’s blijkt echter dat vrouwen in de meerderheid zijn voor alle functiecategorieën, met uitzondering van de categorie medisch specialisten. Een vergelijkbaar beeld werd in 2019 door het CBS gepresenteerd voor de zorg- en welzijnssector in het algemeen. Op basis van de ontwikkelingen in de instroom en de uitstroom over de afgelopen periode, is te verwachten dat ook onder medisch specialisten het vrouwelijk personeel binnen enkele jaren in de meerderheid zal zijn. Op basis van de data kon ook voor de man-vrouwverdeling geen onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende wetenschappelijke functies binnen de umc's, zoals bijvoorbeeld die van universitair docent of hoogleraar. Een directe vergelijking met de man-vrouwverdeling op functieniveau aan de universiteiten is daarom niet mogelijk.
- Europese Commissie (2019). SHE-Figures 2018.
- Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH). Monitor vrouwelijke hoogleraren 2019.
- Rathenau Instituut (2019). Factsheet Ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoeksprofiel van Nederland
- Rathenau Instituut (2020). Factsheet Promoties en masters in Nederland
- Rathenau Instituut (2020). R&D-uitgaven en -capaciteit naar wetenschapsgebied
- Rathenau Instituut (2018). Publicatie-output naar wetenschappelijke hoofdgebieden (WoS)
- Rathenau Instituut (2020). Vrouwen in de wetenschap
- Rathenau Instituut (2014). De Nederlandse universitair medische centra
Deze factsheet is gebaseerd op administratieve gegevens van de umc’s voor 2015 en 2020 die zijn opgenomen in de gedepersonaliseerde loonkostendatabase van de Nederlandse Federatie van Umc's (NFU). De data voor Maastricht UMC zijn exclusief de gegevens over medewerkers van de medische faculteit, omdat deze tot het personeelsbestand van Maastricht University behoren. Data van het AMC zijn niet meegenomen in deze factsheet, omdat deze data in de NFU-database ontbreken. Voor het Leiden UMC (LUMC) zijn data over de aard van de arbeidsrelatie over 2015 niet beschikbaar. Voor Maastricht UMC ontbreken data over 2020. Waar van toepassing is ter vervanging gewerkt met data over het meest nabijgelegen jaar. Voor het Radboudumc zijn data over de aard van de arbeidsrelatie na 2016 niet compleet. In hoeverre de bestuurlijke fusie van het VUmc en het AMC in 2018 invloed heeft gehad op de personeelsgegevens van deze umc's, is niet bekend.
Een deel van het personeel binnen een umc vervult zowel medische- als onderzoeksgerelateerde taken. Een voorbeeld hiervan is een medisch specialist, die naast zijn medische taken ook vaak onderzoek doet en/of onderwijs geeft. De tijd die het personeel daaraan besteedt, kan zeer sterk uiteenlopen. Er is geen overzicht van het gemiddelde aantal fte dat per functiecategorie binnen de umc’s besteed wordt aan onderzoek. In deze factsheet is daarom, in overleg met de NFU, al het personeel dat mogelijk onderzoekstaken verricht, opgenomen in de categorie 'personeel met onderzoekstaak'. Het gaat om de volgende functiecategorieën die zijn opgenomen in de NFU-database: personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, medisch specialisten, arts-assistenten en basisartsen en personeel in opleiding tot medisch specialist. Niet al het personeel binnen deze functiecategorieën hoeft dus taken te hebben in het onderzoek. Onder de categorie ‘personeel zonder onderzoekstaak’ vallen de volgende beroepscategorieën: verpleging en verzorging, klinisch ondersteunend personeel, klinisch (mede)behandelend personeel, analytisch personeel, management, staf, administratie en secretariaat, facilitair en overig. In deze factsheet zijn we met name geïnteresseerd in het personeel dat een taak vervult in het onderzoek.
Bronnen
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Statline
Eurostat, Eurobase
Centre for Science and Technology Studies (CWTS), Web of Science data
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Loonkostendatabase, gedepersonaliseerde data.
DigiMV: databestand van het CIBG, uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS.
Brancherapport algemene ziekenhuizen 2018
Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)
Gerelateerde publicaties
- Publicatie-output naar wetenschappelijke hoofdgebieden (WoS)
- Universitaire functies naar geslacht en leeftijd
- Tijdelijke contracten bij universiteiten in perspectief
- Vrouwen in de wetenschap
- R&D-uitgaven en -capaciteit naar wetenschapsgebied
- Ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoeksprofiel van Nederland