Het personeel bij de universitair medische centra

Wetenschappers

Factsheet

De zeven universitair medische centra (umc's) vormen een belangrijk onderdeel van het Nederlandse kennisecosysteem. Ze zijn een combinatie van een medische faculteit en een academisch ziekenhuis en voeren verschillende taken uit: onderwijs, onderzoek, valorisatie, de opleiding van medisch specialisten en de zorg voor patiënten met een complexe diagnostiek. Umc's behoren tot de grootste werkgevers in hun regio en worden vertegenwoordigd door de Nederlandse Federatie van Umc’s (NFU).

Personeel van het LUMC
Foto: HH/Robin Utrecht

In het kort

  • Het personeel bij de umc's (totaal aantal fte) is na een aantal jaren van stijging, licht gedaald. Dit geldt voor zowel personeel met als zonder onderzoekstaak.
  • Personeel met een onderzoekstaak heeft relatief minder vaak een vast contract dan personeel zonder onderzoekstaak. Bij beide groepen is het aandeel vaste contracten stabiel.
  • In alle functies werken meer vrouwen dan mannen, behalve bij medisch specialisten. Daarvan is in 2023 voor het eerst de helft vrouw. Naar verwachting zijn binnen enkele jaren ook hier de vrouwen in de meerderheid.

Omdat een overzicht van recente cijfers over het personeel van de Nederlandse umc's ontbreekt, geven we in deze factsheet een beschrijvend beeld van hun personeelsbestand. Dit maakt het ook mogelijk om ontwikkelingen in dat personeelsbestand te kunnen monitoren. In het bijzonder kijken we naar het personeel met een onderzoekstaak. We besteden onder andere aandacht aan de man-vrouwverhouding omdat vrouwen in wetenschappelijke functies vaak in de minderheid zijn, zoals blijkt uit eerdere publicaties van het Rathenau Instituut en andere organisaties (Europese Commissie, Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren). We kijken ook naar het percentage tijdelijke contracten bij de verschillende functiecategorieën omdat er regelmatig discussies zijn over het aandeel tijdelijke contracten onder wetenschappelijk personeel.
 

Nederland is goed gepositioneerd op het gebied van medisch onderzoek

Uit eerdere publicaties van het Rathenau Instituut blijkt dat gezondheidszorg een belangrijke plek inneemt binnen het wetenschappelijke onderzoek in Nederland. Zo vinden in dit gebied de meeste promoties plaats: 39% van het totale aantal promoties in 2024 (Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Statline, bewerking Rathenau Instituut). 26% van de onderzoeksfinanciering voor de hoger onderwijs- en publieke kennisinstellingen is gericht op het medische domein (2023, Eurostat-data, bewerking Rathenau Instituut). Wanneer we kijken naar de citatie-impactscore ten opzichte van vergelijkbare landen, dan staat Nederland bij gezondheid op de derde plek. Tot slot heeft Nederland van alle referentielanden het grootste aandeel publicaties op het gebied van gezondheid: 40% van het totale aantal publicaties (Clarivate Analytics/ WoS database, extractie door Centre for Science and Technology Studies (CWTS) en analyse door Rathenau Instituut).

Umc's hebben meer personeel zonder dan met onderzoekstaak

De onderstaande grafieken geven het totale personeelsbestand tussen 2019 en 2023 van alle umc's samen weer. De hoeveelheid personeel aan umc's groeit tot 2022, waarna het in 2023 licht afneemt. Of hier een stabilisering of daling is ingezet kan pas de komende jaren blijken. In 2023 is het personeelsbestand 6% groter dan in 2019. Het totale personeelsbestand bevat meer personeel zonder dan met een onderzoekstaak. De hoeveelheid personeel met een onderzoekstaak (+8%) groeide tussen 2019 en 2023 iets meer dan de hoeveelheid personeel zonder onderzoekstaak (+5%). Dit verschil in groei heeft weinig effect gehad op de verhouding tussen beide groepen: het aandeel van personeel met en zonder onderzoekstaak bleef de afgelopen jaren vrijwel stabiel.

De hoeveelheid personeel aan umc's groeit tot 2022, waarna het in 2023 licht afneemt

Het aandeel vaste contracten aan umc's is stabiel

De onderstaande grafieken geven het aantal en aandeel werknemers met een vast, tijdelijk of overig contract tussen 2019 en 2023 weer. Het totaal aantal contracten is tussen 2019 en 2023 10% toegenomen. Ook hier geldt dat het aantal contracten groeit tot 2022 en daarna licht afneemt. 

De contracten aan umc's vallen in drie categorieën: vast, tijdelijk en overig. Onder de contractvorm ‘overig’ vallen de contractvormen ‘bij wijze van proef’, ‘bepaald werk’ en ‘opleiding’. De contractvorm ‘overig’ is dus ook tijdelijk van aard. Een overig contract voor bepaald werk of voor de duur van een opleiding is gebruikelijk binnen een aantal medische en onderzoeksgerelateerde beroepsgroepen, zoals promovendi of artsen in opleiding tot medisch specialist. Daarom laten we deze categorie apart zien. 

Als we de tijdelijke en overige contracten samennemen, wordt duidelijk dat ongeveer een kwart (26%) van het personeel aan umc's in 2023 een tijdelijke contractvorm heeft. Umc's zitten hiermee iets boven het landelijk gemiddelde (23%) en onder het aandeel tijdelijk contracten aan universiteiten, promovendi meegerekend (37%).

Het aantal tijdelijke contracten aan umc's groeit tussen 2019 en 2023 het hardst (+50%), gevolgd door het aantal vast contracten (+9%). Het aantal overige contracten blijft in deze periode gelijk. Het aandeel vaste, tijdelijke en overige contracten verandert weinig. Dit geldt zowel voor personeel met een onderzoekstaak als personeel zonder onderzoekstaak. 

Relatief meer tijdelijke contracten onder personeel met onderzoekstaak

In de onderstaande grafiek is het percentage werknemers weergegeven met een vast, tijdelijk of overig contract in 2019 en 2023, voor personeel met en zonder onderzoekstaak. Voor personeel met onderzoekstaak zijn in deze grafiek de verschillende subcategorieën apart weergegeven. Umc's kunnen verschillen in de samenstelling van contractvormen binnen functiecategorieën. Dit valt vooral op bij het personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, zoals zichtbaar in het extra bestand onderaan deze factsheet.

Het aandeel vaste contracten is het hoogst bij de medisch specialisten en het personeel zonder onderzoekstaak. Van deze werknemers heeft 87% een vast contract in 2023. Onder arts-assistenten en personeel in opleiding tot medisch specialist is het aandeel vaste contracten het laagst: 3% en 8%. De tijdelijke contractvorm ‘overig’ komt met 83% en 90% het meest voor onder deze functiecategorieën. Iets meer dan de helft (55%) van het personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs heeft een vast contract. Samen betekent dit dat 45% van het personeel met een onderzoekstaak een vast contracten heeft. Dit is veel minder dan het personeel zonder onderzoekstaak. 

Het aandeel vaste contracten is het hoogst onder medisch specialisten en personeel zonder onderzoekstaak

Het aandeel vaste, tijdelijke en overige contracten is tussen 2019 en 2023 bij alle functiegroepen vrijwel stabiel. Het personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs is hierop een uitzondering. Tussen 2019 en 2023 daalt hier het aantal overige contracten (van 36% naar 28%) en stijgt het aantal tijdelijke contracten (van 11% naar 18%). Het aantal vaste contracten voor personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs verandert in dezelfde periode weinig. 

Er is doorgaans weinig verschil in contractvorm tussen mannen en vrouwen, behalve bij het personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Hier heeft 57% van de mannen in 2023 een vast contract, tegenover 49% van de vrouwen. Dit verschil is iets kleiner dan in 2019: toen had 56% van van de mannen in deze functiecategorie een vast contract tegenover 47% van de vrouwen.

Meer vrouwen dan mannen werkzaam bij de umc’s

De onderstaande grafieken laten het aantal en aandeel vrouwen en mannen zien dat tussen 2019 en 2023 werkzaam is aan umc's. Anders dan bij de universiteiten werken er bij umc's meer mannen dan vrouwen. In 2023 is 72% van het personeel vrouw. Dit verschil neemt bovendien iets toe: het aantal vrouwen stijgt tussen 2019 en 2023 met 10%, terwijl het aantal mannen 6% toeneemt.

De onderstaande grafiek laat het percentage mannen en vrouwen per functiecategorie zien voor alle umc’s samen in 2019 en 2023. Van de groep medewerkers met een onderzoekstaak zijn wederom de verschillende subcategorieën weergegeven.

Het aandeel vrouwen is het hoogst bij het personeel zonder onderzoekstaak. Binnen deze functiecategorie is in 2023 het percentage vrouwen 76%. Ook binnen wetenschappelijke functies zoals die van het personeel onderzoek en onderwijs is het verschil tussen het aandeel mannen en vrouwen substantieel, daar is 61% vrouw. Bij medisch specialisten is in 2023 voor het eerst 50% van het personeel vrouw.

Vrouwen werken gemiddeld minder fte dan mannen. Voor arts-assistenten en basisartsen en personeel in opleiding tot medisch specialist is het gemiddelde aantal fte per persoon vergelijkbaar tussen vrouwen en mannen. Bij de overige functiecategorieën zijn de contracten van vrouwen doorgaans kleiner dan van mannen: bij personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs 6% kleiner, bij medisch specialisten 7% en bij het overig personeel 13%. Het totale aantal fte aan vrouwelijke werknemers is overigens voor alle functiecategorieën nog steeds groter dan het aantal fte aan mannelijke werknemers, behalve bij de medisch specialisten.

Binnen het personeel met een onderzoekstaak neemt onder het personeel in opleiding tot medisch specialist het aandeel vrouwen iets af tussen 2019 en 2023 (van 75% naar 73%). De man-vrouwverhouding bij arts-assistenten en basisartsen blijft in diezelfde periode ongeveer gelijk. Bij medisch specialisten en het personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs neemt het aantal vrouwen juist iets toe. Het lijkt er dus op dat de man-vrouwverhouding zowel vroeger als later in een artsencarrière (weer) naar een gelijkere verdeling beweegt.

Bij medisch specialisten is in 2023 voor het eerst 50% van het personeel vrouw

Het onderstaande figuur geeft de verdeling weer van mannen en vrouwen met een onderzoekstaak naar academische functie en leeftijdscategorie. Hier valt op dat het aantal vrouwelijke medisch specialisten tot aan de leeftijd van 55 jaar groter dan of vergelijkbaar met het aantal mannelijke medisch specialisten is. Bij de medisch specialisten in de leeftijd vanaf 55 jaar is juist het aantal mannen groter. Hun aantal is er anderhalf keer zo groot als het aantal vrouwen. Dit verschil is wel kleiner geworden.  

Dat onder alle medisch specialisten vrouwen nog niet in de meerderheid zijn, komt dus alleen nog door deze hogere leeftijdscategorieën. Dit betekent dat de komende jaren een grotere uitstroom te verwachten is van mannelijke medisch specialisten dan van vrouwelijke medisch specialisten. Daarbij zien we dat het aantal vrouwen in opleiding tot medisch specialist in alle leeftijdscategorieën hoger is dan het aantal mannen en dat de instroom aan vrouwen binnen de functiecategorie van medisch specialist nu al groter is. Deze trend is ook zichtbaar in bovenstaande grafiek, waar het aandeel mannelijke medisch specialisten in 2023 met bijna 2 procentpunten is afgenomen ten opzichte van 2019. Wanneer gekeken wordt naar medisch specialisten in zowel umc's als algemene ziekenhuizen wordt een vergelijkbare trend waargenomen (CBS).

Met de grotere instroom aan vrouwen en de grotere uitstroom aan mannen is de verwachting dat ook binnen de functiecategorie van medisch specialist het aandeel vrouwen de overhand zal krijgen. Wanneer we kijken naar de gemiddelde jaarlijkse percentuele groei aan medisch specialisten voor mannen en vrouwen van 2019 tot en met 2023, is de verwachting dat het aantal vrouwelijke medisch specialisten binnen enkele jaren groter zal zijn dan het aantal mannelijke.
 

Personeelspiramide van umc's in 2023
Bron: NFU-database, bewerking Rathenau Instituut.
Notities: Bevat voor het AMC cijfers uit 2021.

Tot slot

De umc's vormen een belangrijk onderdeel van het Nederlandse kennisecosysteem. In deze factsheet hebben we met name gekeken naar het personeel met taken in het onderzoek. 

We zagen dat het aantal fte aan personeel bij de umc’s is toegenomen. Het personeel met een onderzoekstaak heeft relatief minder vaak een vast contract dan het personeel zonder onderzoekstaak. Het percentage tijdelijke contracten bij personeel met een onderzoekstaak binnen de umc's is lager dan bij onderzoekspersoneel aan universiteiten. Het verschil in percentage tijdelijke contracten tussen de umc's is bij de categorie personeel met onderzoekstaak groot. Het hoge percentage tijdelijke contracten wordt mogelijk verklaard door de groep promovendi die hier onderdeel van uitmaakt. Op basis van de beschikbare data kan echter geen onderscheid gemaakt worden tussen promovendi, postdocs, universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren. Dit maakt het ook lastig om de verschillen tussen de umc’s te verklaren. Als het mogelijk is om in de toekomst deze uitsplitsing naar wetenschappelijke functie te maken, kunnen umc's op dit vlak van elkaar leren.

Bij de universiteiten zien we dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in wetenschappelijke functies, met name in de hogere functies zoals die van hoogleraar. Bij de umc’s zien we juist dat vrouwen in de meerderheid zijn voor alle functiecategorieën, met uitzondering van de categorie medisch specialisten. Gezien de ontwikkelingen in de instroom en de uitstroom over de afgelopen periode, is te verwachten dat ook onder medisch specialisten het vrouwelijk personeel binnen enkele jaren in de meerderheid zal zijn. Op basis van de data kon ook voor de man-vrouwverdeling geen onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende wetenschappelijke functies binnen de umc's, zoals bijvoorbeeld die van universitair docent of hoogleraar. Een directe vergelijking met de man-vrouwverdeling op functieniveau aan de universiteiten is daarom niet mogelijk.
 

Deze factsheet is gebaseerd op administratieve gegevens van de umc’s tussen 2019 en 2023 die zijn opgenomen in de gedepersonaliseerde loonkostendatabase van de Nederlandse Federatie van Umc's (NFU). Het extra bestand is gebaseerd op diezelfde administratieve gegevens tussen 2015 en 2023. De data voor Maastricht UMC (MUMC) zijn exclusief de gegevens over medewerkers van de medische faculteit, omdat deze tot het personeelsbestand van Maastricht University behoren. In hoeverre de bestuurlijke fusie van het VUmc en het AMC in 2018 invloed heeft gehad op de personeelsgegevens van deze umc's, is niet bekend. In 2015, 2016 en 2017 mist data van het AMC. In 2018 mist data van het AMC en het UMC Groningen. In 2020 mist data van het MUMC. In 2022 en 2023 mist data van het AMC. Waar van toepassing is ter vervanging gewerkt met data over het meest nabijgelegen jaar.

Een deel van het personeel binnen een umc vervult zowel medische- als onderzoeksgerelateerde taken. Een voorbeeld hiervan is een medisch specialist, die naast haar/zijn medische taken ook vaak onderzoek doet en/of onderwijs geeft. De tijd die het personeel daaraan besteedt, kan zeer sterk uiteenlopen. Er is geen overzicht van het gemiddelde aantal fte dat per functiecategorie binnen de umc’s besteed wordt aan onderzoek. In deze factsheet is daarom, in overleg met de NFU, al het personeel dat mogelijk onderzoekstaken verricht, opgenomen in de categorie 'personeel met onderzoekstaak'. Het gaat om de volgende functiecategorieën die zijn opgenomen in de NFU-database: personeel wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, medisch specialisten, arts-assistenten en basisartsen en personeel in opleiding tot medisch specialist. Niet al het personeel binnen deze functiecategorieën hoeft dus taken te hebben in het onderzoek. Onder de categorie ‘personeel zonder onderzoekstaak’ vallen de volgende beroepscategorieën: verpleging en verzorging, klinisch ondersteunend personeel, klinisch (mede)behandelend personeel, analytisch personeel, management, staf, administratie en secretariaat, facilitair en overig. In deze factsheet zijn we met name geïnteresseerd in het personeel dat een taak vervult in het onderzoek.

Bronnen

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Statline

Eurostat, Eurobase

Centre for Science and Technology Studies (CWTS), Web of Science data

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Loonkostendatabase, gedepersonaliseerde data.

DigiMV: databestand van het CIBG, uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS.

Downloads