In het kort
- Publieke kennisorganisaties zijn instellingen zoals TNO, NFI, het RIVM en het Trimbos-instituut.
- De totale inkomsten van publieke kennisorganisaties bedragen in 2022 ruim 2,8 miljard euro. Meer dan de helft komt structureel van het Rijk.
- De TO2-instellingen ontvangen het grootste deel van de financiering: 43%.
Publieke kennisorganisaties doen onderzoek gericht op de ondersteuning van publieke, kennisintensieve taken. Het gaat om organisaties zoals het NFI, TNO, het Trimbos-instituut en instituut Clingendael. Ze zijn (deels) publiek gefinancierd en staan organisatorisch buiten de academische wereld van universiteiten, umc's en de instituten van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Taken en omvang
Publieke kennisorganisaties genereren, verzamelen en verspreiden kennis om het welzijn, de welvaart en de veiligheid van Nederland nu en in de toekomst veilig te stellen. Daarmee dragen ze bij aan de realisatie van de verantwoordelijkheden van de overheid (zoals voedselveiligheid) en aan de maatschappelijke doelen die de overheid stelt (zoals economische groei). Het bestaansrecht van de publieke kennisorganisaties ligt dan ook niet bij het onderzoek dat zij doen, maar bij de publieke belangen die zij daarmee borgen. Het werk van de organisaties wordt gedreven door de kennisbehoefte van overheden, bedrijven, industrie, politie, maatschappelijk werkers, patiënten en consumenten.
Het Rathenau Instituut onderscheidt, op basis van hun functie, vijf groepen publieke kennisorganisaties binnen de Nederlandse kennisinfrastructuur:
- Planbureaus en departementale kennisorganisaties zijn hoofdzakelijk gericht op beleidsondersteunend onderzoek. Ze monitoren maatschappelijke ontwikkelingen, brengen de (potentiële) consequenties van beleid in beeld en evalueren het beleid.
- Beleidsuitvoerende kennisorganisaties ondersteunen de rijksoverheid door taken uit te voeren die invulling geven aan een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Voorbeelden zijn forensisch onderzoek, het testen van voedingsmiddelen en het coördineren van het rijksvaccinatieprogramma.
- TO2-instellingen ondersteunen het bedrijfsleven, de industrie en de overheid door het uitvoeren en/of faciliteren van veelal pre-competitief onderzoek en innovatie. Dat gebeurt vaak in consortia van overheden, bedrijven en kennisinstellingen. De TO2-instellingen beheren ook vaak grootschalige faciliteiten.
- Sectorgeoriënteerde stichtingen combineren beleidsondersteunend onderzoek met een focus op de kennisbehoefte van professionals en hun cliënten in een aantal sectoren. Die sectoren zijn gezondheidszorg, sport, cultuur en veiligheid. De stichtingen verzamelen beschikbare kennis, delen de kennis, monitoren ontwikkelingen, geven cursussen en ontwikkelen richtlijnen.
- Kennisorganisaties met een opleidingsdoelstelling combineren hun beleidsondersteunend onderzoek met het geven van onderwijs. Het gaat dan om onderwijs aan (toekomstige) professionals van defensie en politie, aan diplomaten en aan mensen met andere internationaal georiënteerde functies.
De volgende figuur toont de omvang van de vijf groepen publieke kennisorganisaties gebaseerd op de omzet in 2022. De TO2-instellingen (45%) en de beleidsuitvoerende kennisorganisaties (39%) nemen samen meer dan driekwart van het taartdiagram in beslag.
2022 | |
planbureaus en departementale kennisorganisaties | 82,1 |
beleidsuitvoerende kennisorganisaties | 1103,4 |
TO2-instellingen | 1277,2 |
sectorgeoriënteerde stichtingen | 160,8 |
kennisorganisaties met een opleidingsdoelstelling | 239 |
Drie soorten financiering: institutioneel, project, overig
Publieke kennisorganisaties hebben diverse organisatievormen en ontvangen financiering onder verschillende voorwaarden. Wij maken in dit factsheet onderscheid tussen drie financieringsbronnen:
- Institutionele financiering wordt op structurele basis aan de publieke kennisorganisaties verstrekt door de rijksoverheid. Dit zijn jaarlijks terugkerende budgetten in de vorm van bijvoorbeeld een rijksbijdrage of een instellingssubsidie. Deze financiering wordt niet in competitie met andere organisaties verkregen.
- Projectfinanciering is financiering die publieke kennisorganisaties verwerven in competitie met andere partijen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om Europese onderzoekssubsidies (Horizon2020) of om subsidies uit ZonMw-programma’s. Andere inkomsten in deze financieringsbron zijn contractonderzoek voor private en publieke partijen en kleine, eenmalige opdrachten van de overheid.
- Overige inkomsten zijn inkomsten die niet direct aan onderzoek of kennisintensieve dienstverlening gebonden zijn. Denk daarbij aan inkomsten uit licenties of uit verhuur. Niet in deze financieringsbron opgenomen zijn rentebaten en rentelasten.
Overige inkomsten | Projectfinanciering | Institutionele financiering | |
Planbureaus en departementale kennisorganisaties | 0,2 | 9,4 | 72,5 |
Beleidsuitvoerende kennisorganisaties | 9,8 | 237,3 | 856,3 |
Kennisorganisaties met een opleidingsdoelstelling | 0 | 103,7 | 135,3 |
TO2-instellingen | 75,1 | 651 | 535,6 |
Sectorgeoriënteerde stichtingen | 7,2 | 80,7 | 72,9 |
Algemene financiële trends
De figuur hieronder toont hoe de inkomsten van de publieke kennisorganisaties zich tussen 2010 en 2022 hebben ontwikkeld. Tussen 2011 en 2014 dalen de inkomsten. Vanaf 2014 schommelen de inkomsten min of meer op hetzelfde niveau en vanaf 2019 stijgen de inkomsten weer. In 2022 liggen de totale inkomsten 22% boven het niveau van 2010. De totale inkomsten voor 2022 bedragen 2,8 miljard euro.
De daling in de periode 2011-2014 zien we terug in de projectfinanciering (-8%) en institutionele financiering (-9%). De dalende projectfinanciering kwam met name door achterblijvende inkomsten uit contractonderzoek voor andere partijen. De tijdelijke opdrachten vanuit de overheid stegen ten opzichte van 2011 juist met 23 miljoen euro in 2014.
Na lichte schommelingen blijven vanaf 2019 stijgen niet alleen de inkomsten uit tijdelijke opdrachten voor de rijksoverheid (+78 miljoen euro tussen 2019 en 2022); ook de institutionele financiering stijgt (+400 miljoen euro tussen 2019 en 2022). De groei in inkomsten is dus hoofdzakelijk het resultaat van extra investeringen door de rijksoverheid. Deze stijging heeft voor een belangrijk deel te maken met investeringen voor het COVID-19 vaccinatie- en onderzoeksprogramma bij het RIVM. Om dit aan te pakken steeg de institutionele financiering van het RIVM met ruim 80 miljoen euro in 2020 en 175 miljoen euro in 2021. In 2022 nam dit weer af met 37 miljoen euro.
Overige inkomsten | Projectfinanciering | Institutionele financiering | |
2010 | 86,3 | 1038 | 1205,8 |
2011 | 95 | 1033,5 | 1222,7 |
2012 | 92,3 | 1024,3 | 1218,7 |
2013 | 111,7 | 992,1 | 1171,4 |
2014 | 95,3 | 953,7 | 1137,9 |
2015 | 99,2 | 949,1 | 1119,4 |
2016 | 79,5 | 981,8 | 1157,2 |
2017 | 71,6 | 981,5 | 1108,1 |
2018 | 77,5 | 975,2 | 1166,2 |
2019 | 69,7 | 1030,2 | 1272,9 |
2020 | 72,5 | 1036,7 | 1394,2 |
2021 | 60,4 | 1085,1 | 1656,5 |
2022 | 92,3 | 1082,1 | 1672,7 |
Trends binnen de vijf groepen
De figuur hieronder weergeeft de inkomstenontwikkeling over de periode 2010-2022. Hieruit blijkt dat niet elke groep publieke kennisorganisaties eenzelfde financiële ontwikkeling kent. We lopen de vijf groepen hieronder langs.
Binnen de groep kennisorganisaties met een opleidingsdoelstelling zijn de inkomsten in 2022 na een daling in de periode 2010-2017 weer gelijk aan het niveau van 2010. Dit reflecteert vooral de ontwikkelingen bij de politieacademie. Waar de inkomsten van het Instituut Clingendael en de NLDA sinds 2010 stijgen met respectievelijk 61% en 25%, dalen de inkomsten van de Politieacademie juist licht: -2%.
Bij de TO2-instellingen stijgen de inkomsten in 2018 voor het eerst sinds 2010. In 2022 zijn de inkomsten weer hoger dan in 2010 (+7%). Dit is hoofdzakelijk het gevolg van de investeringen in het toegepast onderzoek die voortkomen uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte III. Hoewel de institutionele financiering stijgt bij alle TO2-instellingen, geldt dat niet voor de projectfinanciering. We zien dat waar de totale inkomsten bij NLR en MARIN (2010-2022) met ongeveer 30% stijgen, de totale inkomsten van Deltares en Wageningen Research minder dan 10% stijgen en die van de combinatie ECN-TNO stijgen met 2,7 %.
Binnen de groep planbureaus en departementale kennisinstellingen nemen de inkomsten ten opzichte van 2010 met 10% toe. Bij alle kennisorganisaties is een toename waar te nemen, behalve bij Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), waar de inkomsten in 2022 bijna weer op het niveau van 2010 zijn (-1%).
Bij de stichtingen zien we dat de inkomsten tot en met 2015 dalen met 8%. Deze daling vindt plaats bij zeven stichtingen. Vanaf 2016 stijgen de inkomsten weer, waarbij ze in 2017 terug op het niveau van 2010 zijn en daarna verder stijgen. Dit herstel komt met name door veranderingen in de projectfinanciering, die tot en met 2015 met 13% afneemt, maar in de jaren daarna weer met 32% groeit. In 2022 daalde dit weer licht. Uiteindelijk liggen de inkomsten van deze groep 23% boven het niveau van 2010. Die stijging ligt bij zes stichtingen: het Trimbos Instituut (+11%, 2,3 miljoen euro), Vilans (+107%, 24,4 miljoen euro), het Mulier Instituut (+134%, 2,6 miljoen euro), SWOV (+7%, 0,4 miljoen euro), Nivel (17%, 2,4 miljoen) en de Boekmanstichting (+56%, 0,7 miljoen euro). Bij het LKCA en Stichting ARQ, waarvan we de financiële ontwikkeling vanaf 2013/2014 in beeld hebben, zien we sindsdien een stijging in de inkomsten van respectievelijk 18% en 31%.
De inkomsten van de beleidsuitvoerende kennisorganisaties komen in 2022 als groep 50% boven het inkomstenniveau van 2010 uit. Dit komt doordat de inkomsten na een daling in de periode 2010-2014 weer zijn gaan stijgen, met als uitzondering een lichte daling in 2022. Met name de inkomsten van het RIVM stijgen sterk, van 339 miljoen in 2014 naar 644 miljoen in 2021, een stijging van 90%. Dat heeft hoofdzakelijk te maken met de bestrijding van de coronapandemie. Voor vaccinatie- en onderzoeksprogramma's omtrent COVID-19 kregen zij in 2020 ruim 80 miljoen euro en in 2021 175 miljoen euro extra institutionele financiering. De inkomsten van het KNMI stegen met 62%, van het NIPV (met name in 2021) met 39% en van het NFI met 22%. Dit verklaart ook de lichte daling in 2022 wanneer extra financiering omtrent COVID-19 weer wat is afgenomen.
ontwikkeling 2010-2022 | |
opleiding en onderzoek | 1% |
TO2-instellingen | 7% |
planbureaus en dept. | 10% |
stichtingen | 23% |
beleidsuitvoerend | 50% |
Wat is een publieke kennisorganisatie?
Voor dit onderzoek hebben we een publieke kennisorganisatie gedefinieerd als een organisatie die het uitvoeren van onderzoek combineert met een of meer van de volgende vormen van kennisintensieve dienstverlening:
- Beleidsondersteunend onderzoek: onderzoek dat leidt tot de informatie en kennis die nodig zijn voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid.
- Beleidsuitvoering: bijdragen aan de uitvoering van publieke taken die bij de overheid zijn belegd, zoals vaccins inkopen en voedsel testen. Een aantal van deze taken is wettelijk vastgelegd en gedefinieerd als wettelijke (onderzoeks)taken.
- Kennisontwikkeling voor stakeholders: inzetten van onderzoek en kennis ten behoeve van de ondersteuning en verbetering van de werkzaamheden van stakeholders.
- Borging van kennis en faciliteiten: zeker stellen dat kennis, data en/of grote onderzoeksfaciliteiten op een efficiënte manier beschikbaar komen en blijven.
- Opleiding: training en cursussen aanbieden voor (toekomstige) professionals, gericht op een specifiek beroep.
Om de publieke kennisorganisaties te identificeren, zijn de volgende criteria toegepast:
- Het is een ‘stenen’ organisatie, dat wil zeggen een instituut met een gebouw en geen ‘virtueel’ instituut.
- De organisatie is geen onderdeel van de academische onderzoekswereld, die wordt gevormd door de universiteiten, de umc’s en de instituten van NWO en de KNAW.
- Onderzoek of kennisverzameling is een hoofdtaak van de organisatie. Die hoofdtaak wordt gecombineerd met kennisintensieve dienstverlening.
- De organisatie behoort tot het publieke domein en draagt bij aan de kennisbehoefte en/of uitvoering van verantwoordelijkheden van ten minste één ministerie.
- De organisatie heeft hiervoor een beheersmatige relatie met ten minste één ministerie:
- De organisatie ontvangt structurele financiering van ten minste één ministerie, en
- Ten minste één ministerie oefent invloed uit op de werkzaamheden van de organisatie.
Waarom onderzoeken we deze groep instellingen?
Wat de publieke kennisorganisaties uniek maakt is dat de combinatie van onderzoek en een van de hierboven beschreven vormen van kennisintensieve dienstverlening hun kerntaak is en bestaansrecht vormt – en niet ten dienste staat van of is ontwikkeld in samenhang met andere taken die de organisatie primair uitvoert.
Lange tijd ontbrak een gemeenschappelijk kader om de taak en positie van deze instituten te beschrijven en te begrijpen – en bleven dit onderdeel van de Nederlandse kennisinfrastructuur en haar functies buiten beeld. Met dit onderzoek maken we zichtbaar dat er organisaties zijn die speciaal voor deze doeleinden zijn opgericht, hoeveel daarin wordt geïnvesteerd en welke rol en functies deze organisaties in het kennisecosysteem vervullen. Het onderzoek leidde in 2016 tot een feiten en cijfers publicatie. De kerngegevens uit die publicatie worden jaarlijks geüpdatet in de factsheet die u nu voor u heeft.
Afbakening van de selectie
In dit onderzoek hebben we alleen gekeken naar organisaties wiens bestaansrecht alleen ligt bij de combinatie van onderzoek met een van de hierboven gedefinieerde taken. Door deze afbakening kunnen we dit type taken en de specifiek daarvoor opgerichte kennisinfrastructuur op een betekenisvolle manier onderzoeken. Zo maken we inzichtelijk dat er organisaties zijn die speciaal voor deze doeleinden zijn opgericht, wie daarin investeert en welke rol en functie deze organisaties in het kennisecosysteem vervullen.
Maar dit zijn niet de enige organisaties die deze kennisintensieve taken uitvoeren. Ook instellingen voor hoger onderwijs (universiteiten, hogescholen en universitair medisch centra) vervullen dusdanige taken. Daarnaast kan dit type taken, bijvoorbeeld door historisch gegroeide verbanden of besluiten van de overheid, ook bij andere kennisintensieve organisaties liggen, zoals zorginstellingen, uitvoeringsinstanties of musea – soms op verzoek van de overheid. Denk bijvoorbeeld aan het praktijkgericht onderzoek aan de hogescholen en het onderzoek bij topklinische ziekenhuizen en GGZ-instellingen.
Deze constatering dat de taken die we hier omschrijven niet alleen en exclusief bij publieke kennisorganisaties liggen, maakt dat de grenzen van de groep publieke kennisorganisaties niet haarscherp zijn af te bakenen.
In ons onderzoek en in deze factsheet kiezen we ervoor om instellingen die deze functie combineren met andere maatschappelijke en vaak wettelijk gedefinieerde en afgebakende taken, zoals universiteiten, musea, bibliotheken, adviesraden of zorginstellingen, niet mee te nemen. Daarmee zouden we het doel van het onderzoek voorbij schieten. Ten eerste zou daarmee de definitie van een publieke kennisorganisatie verwateren, met als risico dat deze betekenisloos wordt. Ten tweede zouden er dan veel middelen in de analyse terechtkomen, die niet aan de hierboven beschreven taken verbonden zijn, waardoor steeds minder helder wordt wat we als samenleving aan deze taken uitgeven.
De verwachting is dat vervlechting van onderzoek in andere typen organisaties steeds vaker zal voorkomen, vanwege het groeiende belang dat wordt gehecht aan samenwerking en integratie van kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek en praktijk. Het is dan ook belangrijk om bij de ontwikkeling van beleid ook de rol en bijdragen te erkennen van andere kennisintensieve organisaties waarin deze taken vervlochten zijn.
In het rapport Publieke kennisorganisaties - Feiten en Cijfers staat meer informatie over hoe het Rathenau Instituut de oorspronkelijke financieringsbronnen van de individuele organisaties heeft verdeeld over de in deze factsheet gebruikte categorieën. Daarnaast zijn de volgende opmerkingen van belang voor een correcte interpretatie van de gegevens in deze factsheet:
- Van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KiM) zijn geen financiële gegevens beschikbaar.
- Van de FMW-NLDA zijn cijfers beschikbaar vanaf 2012, voor stichting ARQ vanaf 2014. Het LKCA is opgericht in 2013.
- Voor TNO en Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) zijn de enkelvoudige cijfers opgenomen. De cijfers van ECN zijn exclusief ECN Holding (o.a. NRG), de cijfers van TNO zijn exclusief TNO Bedrijven. Geconsolideerde cijfers kunt u vinden in de datapublicaties Inkomsten van grote technologische instituten naar financieringsbron en Inkomsten van TNO naar financieringsbron.
- Vanaf 2018 is ECN opgegaan in TNO als ECN part of TNO. Dit heeft in principe geen gevolgen voor de omvang van de totale inkomsten van de publieke kennisorganisaties en de groep TO2. Wel is het zo dat we hierdoor geen individuele conclusies over TNO kunnen trekken wat betreft 2017-2018.
- Voor het CPB en de politieacademie zijn de inkomsten over 2022 gelijk gesteld aan 2021, vanwege ontbrekende gegevens.
Een uitleg van de gebruikte definities en afkortingen staat op de webpagina definities en afkortingen.
Bronnen
De data over de financiering komen uit de volgende bronnen:
Jaarverslagen: CBS, Clingendael, Deltares (vanaf 2016), ECN, Mulier Instituut, IFV, NFI (t/m 2014), NJi, RIVM (t/m 2014), SCP (t/m 2017), SWOV, Stichting ARQ (voor 2014-2016 ook de jaarverslagen van de stichtingen Centrum 40-45, COGIS, Impact en Pelita), veiligheidNL, Vilans (t/m 2017) & Wageningen Research (WUR).
Jaarrekeningen: Boekmanstichting, Geonovum, Movisie, NLR, Politieacademie, VeiligheidNL, Trimbos, TNO.
Jaarverslag rijk: NFI (vanaf 2015), KNMI, RIVM (vanaf 2015).
Door de organisatie aangeleverd: CPB, Deltares (t/m 2015), FMW-NLDA, MARIN, Nivel, PBL, RIVM (t/m 2014), SCP (vanaf 2018), Vilans (vanaf 2018) & WODC.
Downloads
-
overzicht PKOs 2021
bestand type pdf - bestand formaat 219.64 kB
-
Inkomsten PKO's vanaf 2010
bestand type xlsx - bestand formaat 37.95 kB
Rapporten
Gerelateerde publicaties
- Inkomsten TNO naar financieringsbron
- De taak van publieke kennisorganisaties in Nederland
- Inkomsten Wageningen Research instituten naar financieringsbron
- Inkomsten Grote Technologische Instituten naar financieringsbron
- Stimulering publiek-private samenwerking via de PPS-toeslag Onderzoek en Innovatie
- Inkomsten en uitgaven NWO
- Inkomsten en uitgaven KNAW