Het behoud en het stimuleren van natuur en biodiversiteit is een belangrijke taak van provincies. De provincie treedt op als gebiedsregisseur en zet voor dit doel onder meer middelen in als grondverwerving, financiering of planologische en wettelijke bescherming. Ook vergaart de provincie, samen met anderen, kennis over de diverse aspecten van de natuur. Data en nieuwe technologieën lijken hiervoor een veelbelovend middel. Om een indruk te krijgen van die ontwikkelingen, spraken we voor het rapport 'Data doorzien - Ethiek van de digitale transitie in de Nederlandse provincies' met Nico Jonker, beleidsmedewerker natuur bij de provincie Noord-Holland.
Nico Jonker, beleidsmedewerker natuur bij de provincie Noord-Holland, vertelde voor ons onderzoek over initiatieven om uilensterfte in het verkeer terug te brengen met behulp van data-analyse, de inzet van statistische technieken om inzicht te krijgen in het leefgebied van de beschermde Noordse woelmuis, en de veranderende rol van vrijwilligers.
Natuurbeleid is een belangrijke kerntaak voor de provincie. De onderbouwing van het natuurbeleid stoelt voor een belangrijk deel op data die zijn verzameld door vrijwilligers. De natuurwereld kent een lange traditie waarbij deze data centraal worden ingezameld en voor iedereen beschikbaar zijn. Op andere beleidsterreinen, zoals verkeer en milieu, worden data vaker ingekocht bij professionele bedrijven. De gegevens die vrijwilligers verzamelen, moeten worden vertaald naar getallen die iets zeggen over de stand van de natuur in de provincie Noord-Holland.
Nieuwe technologieën
Veranderingen in de beleidspraktijk komen vaak voort uit de mogelijkheden van nieuwe digitale technologieën. De provincie bekijkt wat ze met nieuwe technieken uit beschikbare gegevens kan halen. Zo worden bijvoorbeeld oude schriften van vrijwilligers opnieuw onder de loep genomen door een datawetenschapper. Dat leidt tot nieuwe inzichten, en nieuwe, gerichtere, mogelijkheden om in te grijpen.
Jonge kerkuilen beschermen
Vrijwilligers ringen al dertig jaar jonge kerkuilen. Die ringen worden later teruggevonden en geregistreerd. Hieruit bleek dat de helft van de jonge kerkuilen hetzelfde jaar nog sneuvelt in het verkeer. De uilen zitten vaak direct langs de weg op de hectometerpaaltjes. De provincie is vervolgens samen met Rijkswaterstaat en vrijwilligers in actie gekomen. Op de hectometerpaaltjes zijn een soort deegrollertjes geplaatst en in de berm staan nu hogere palen, waar de uilen veiliger op kunnen landen en wegvliegen.
Braakbalonderzoek
Een ander voorbeeld is het monitoren van de beschermde Noordse woelmuis. Het beestje staat op de Rode Lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland en internationaal. Het monitoren van het leefgebied van de woelmuis gebeurt middels braakbalonderzoek. Omdat de locaties van de verblijfplaatsen van de eerder genoemde kerkuilen bekend zijn, kunnen de muizenresten in de braakballen aan een afstand gekoppeld worden.
Met nieuwe statistische technieken kan voor het eerst bepaald worden hoeveel woelmuizen in een bepaald gebied zitten. De provincie onderzoekt of er voorspellingskaarten gemaakt kunnen worden over waar de muis waarschijnlijk leeft. Die kaart zou dan inzichtelijk kunnen maken waar gebouwd kan worden zonder de muis te bedreigen. Misschien kan dit ook het proces om vergunningen te verlenen voor een bouwlocatie, versoepelen.
”We bouwen voor miljoenen natuurbruggen, maar krijgen nu ook terabytes aan data voor de monitoring. Hoe ga je daar mee om?
Nieuwe manieren om data te verzamelen en te analyseren
De provincie experimenteert ook met nieuwe manieren om data te verzamelen, bijvoorbeeld door het plaatsen van camera’s en sensoren. Daarnaast stimuleert ze de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe technieken om die data te analyseren, zoals automatische beeldherkenning. Er worden bijvoorbeeld camera’s in natuurgebieden geplaatst om otters automatisch te tellen.
Data is geld waard
Ook buiten de provincie om ontstaan er nieuwe manieren om data te verzamelen. Via Waarneming.nl, onderdeel van de stichting Natuurinformatie, kan iedere geïnteresseerde een foto, genomen met een smartphone, uploaden, waarna andere gebruikers een plant of dier kunnen identificeren. Er wordt momenteel ook gewerkt aan een automatische beeldherkenning-app om dieren op de foto’s te herkennen. Waarneming.nl krijgt daardoor een steeds meer verfijnde datacollectie. Het is goed om te beseffen dat die data veel geld waard zijn: wat als een Googleachtige partij de collectie wil overnemen?
Nico Jonker: ‘De provincie denkt samen met Naturalis na over hoe Waarneming.nl kan worden ondersteund. We kijken daarbij naar vragen als: van wie zijn de data? Tegen welke voorwaarden kun je ze gebruiken? Wat kan de provincie doen? We bouwen voor miljoenen natuurbruggen, maar krijgen nu ook terabytes aan data voor de monitoring. Hoe ga je daar mee om?’
Data met impact
Met de nieuwe, digitale manieren om data te verzamelen en te analyseren, ontstaan er ook nieuwe manieren om deze inzichten toe te passen. De inzet van data en technologie verandert de datawaardeketen in het natuurbeleid. De provincie kan niet alleen een leefgebied beschrijven, maar ook verklaren en voorspellen. Dit roept maatschappelijke en ethische vragen op.
Maatschappelijke en ethische vragen
Toegang tot data
De inzichten uit de dataverzameling en -analyse moeten worden verantwoord aan Provinciale Staten. De provincie wil de inzichten ook graag terugkoppelen aan anderen partijen, zoals vrijwilligers. Die voelen zich gewaardeerd wanneer er maatregelen getroffen worden op basis van hun data. Daarnaast biedt directe terugkoppeling een manier om kennis te maken met beleidsprocessen, en de ingewikkelde keuzes die dat soms vraagt bij het afwegen van diverse beleidsdoelen als wonen en werken, recreatie en natuurbeheer.
Aan de andere kant maakt de terugkoppeling ook zichtbaar dat de provincie de data van vrijwilligers kan gebruiken om bouwlocaties aan te wijzen ten koste van natuur. Dit speelt bijvoorbeeld doordat de provincie Noord-Holland een grote stabiele populatie van de beschermde Noordse woelmuis herbergt. Voordat ergens gebouwd kan worden, moet een initiatiefnemer aantonen dat het beestje daar niet leeft.
Nico Jonker: ‘Er was een plan om hockeyvelden aan te leggen vlakbij een Natura 2000-moerasgebied. De aannemer had de muis niet aangetroffen, maar tegenstanders wel. Vragen zoals “wie verzamelt data?” en “hoe betrouwbaar zijn die data?” gaan dan natuurlijk spelen. Dat soort situaties, waar tegenstrijdige data een project stagneren, willen we voorkomen.’
Andersom gebeurt ook: de data, of de voorspellingskaart, kunnen aantonen dat de beschermde muis ergens niet leeft. Dat kan betekenen dat de natuur plaats moet maken voor de bouw. Dat kan voor vrijwilligers lastig te verteren zijn; ‘hun data’ faciliteren een stukje afbraak van natuur. Dit kan ertoe leiden dat het delen van data door vrijwilligers niet vanzelfsprekend blijft. Daarmee komen vragen op over hoe de provincie in de toekomst toegang houdt tot data van vrijwilligers. Welke partijen verzamelen data voor de provincie, en welke voorwaarden zijn er (nodig) om daar als provincie gebruik van te maken?
Deze vragen worden prangender vanwege nieuwe ontwikkelingen die deels buiten de provincie om plaatsvinden, zoals initiatieven als Waarneming.nl. Het is niet ondenkbaar dat op het gebied van natuur een commerciële partij opstaat die een dergelijke database opkoopt, en slechts tegen een vergoeding data ter beschikking stelt. Dat leidt tot nieuwe vragen: in hoeverre kunnen er datamonopolies ontstaan, en in hoeverre zijn die onwenselijk? Hoe kan de provincie bijdragen aan een eerlijke, en open datasituatie voor natuurbeleid?
Menselijke waardigheid; automatiseren van werk
De aard van het vrijwilligerswerk verandert. Door de inzet van sensoren en camera’s, besteden vrijwilligers nu meer tijd achter de computer. Sommige vrijwilligers ervaren dit meer als corveewerk wat erbij hoort, en gaan liever de natuur in. Nico Jonker: ‘In een project van de Zoogdiervereniging zijn er camera’s geplaatst om otters in kaart te brengen. De beelden worden handmatig door de vrijwilligers geanalyseerd. Die brengen uren achter de pc door, om bewegende rietpluimen te scannen. Dat kan beter. We moeten zuinig op onze vrijwilligers zijn.’
Een nieuwe groep vrijwilligers
Tegelijkertijd kan de inzet van automatische beeldherkenning vrijwilligers ontlasten. Een deel van het vrijwilligerswerk wordt dan geautomatiseerd: camera’s registreren, en automatische beeldherkenning interpreteert. De inzet van nieuwe technieken kan bovendien ook nieuwe groepen vrijwilligers aanboren. Het blijkt dat veel nietmobiele natuurliefhebbers veel tijd besteden aan het bekijken en noteren van waarnemingen op live webcams, en via die beelden graag data analyseren.
Voor de provincie is het een niet te onderschatten doelgroep die via digitale technologie het gevoel krijgt weer iets in en met natuur te doen. De veranderingen leiden echter ook tot vragen over de aard en toekomst van het vrijwilligerswerk: zijn het enkel dataverzamelaars? Welke rol speelt automatisering, en is dat wenselijk? Welke kennis hebben vrijwilligers, en wat kan eigenlijk wel of juist niet worden geautomatiseerd? Een mens die in de natuur aanwezig is, ziet veel meer dan een camera die enkel een otter scant.
Voor de provincie is het een niet te onderschatten doelgroep die via digitale technologie het gevoel krijgt weer iets in en met natuur te doen.
Transparantie en uitlegbaarheid van algoritmen
Met de verandering van beschrijven naar voorspellen met behulp van data, komt de provincie wat betreft haar relatie met stakeholders in een andere positie terecht. In de oude situatie, bijvoorbeeld bij het aantonen of de Noordse woelmuis ergens niet leeft, betwisten voor- en tegenstanders eerst vooral elkaar.
De bewijslast ligt bij de aannemer die wil gaan bouwen. Maar als het de provincie lukt een voorspellingskaart te maken, is de provincie de leverancier van de analyse. De bewijslast ligt op dat moment bij de provincie. Het kunnen uitleggen hoe de provincie tot haar besluit is gekomen, mede op basis van algoritmen, is daarom essentieel. Ook in de rechtszaal moeten deze keuzes uit te leggen en te verantwoorden zijn.
Veiligheid en privacy van dieren
Het in kaart brengen van waar bepaalde planten of dieren zich bevinden, brengt nieuwe kwetsbaarheden met zich mee. De locaties van geplaatste kasten voor kerkuilen waren vroeger openbaar. Het leidde ertoe dat boeren ongewenst bezoek kregen van mensen die de uilen wilden bekijken.
Ook ontstond er handel in beschermde uilen; bij elke nieuwe Harry Potter film steeg de prijs van kerkuilen en werden er jonge uilen gestolen. Ook kwaadwillenden kunnen dus gebruik maken van de gegevens. Het levert de vraag op voor de provincie hoe open of gesloten data over de natuur moeten zijn.
Door cameraregistratie is er weleens sprake van ‘bijvangst’: de camerabeelden tonen een graffitispuiter of een dief die de uil of de camera steelt. Momenteel wordt dergelijk materiaal niet gebruikt. Toch kunnen dergelijke beelden voor andere beleidsdoelen zoals opsporing en leefbaarheid relevant zijn. Voor welke doeleinden wil de provincie de beelden wel of niet gebruiken? En hoe denken de provincie, en andere partijen, over het continu monitoren van dieren, hebben zij ook privacy? Ligt hier een morele grens?
Nico Jonker: ‘Ik krijg regelmatig grappig bedoelde vragen over cameraonderzoek, of dieren geen privacy hebben. Maar het is eigenlijk een reële vraag. Ons denken over dieren verandert snel. Waarschijnlijk is dit soort vragen te zien als een early warning signal. De afgelopen jaren heeft er heel veel ontwikkeling plaatsgevonden rondom de integriteit van het individuele dier, o.a. met de wet op proefdieren, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van zenders plaatsen.’
Hoe nu verder?
Het interview met Nico Jonker laat zien dat er volop geëxperimenteerd wordt met de inzet van data en digitale technologie en vrijwilligers. Natuurbeheer kent een lange traditie van werken met vrijwilligers. De provincie heeft daardoor al ervaring met verwachtingsmanagement en zeggenschap over data. Toch is het niet vanzelfsprekend dat vrijwilligers hun data blijven delen.
Hoe kan de provincie in de toekomst toegang tot belangrijke data veilig stellen? Is ‘goed verwachtingsmanagement’ voldoende, of wordt het zaak na te denken over voorwaarden over toegang tot (vrijwilligers)data? En welke voorwaarden zijn nodig, in relatie tot de opkomst van nieuwe databases, om een open en eerlijke datasituatie te realiseren?
De provincie kan ook de mogelijkheden van alternatieve organisatiemodellen voor dergelijke natuurdatabases verkennen, zoals coöperatieve platformen, waarbij het eigendom in handen ligt van meerdere partijen. Kan de provincie voor de omgang met data, net als voor fysieke natuurgebieden, ook een regisseursrol vervullen?
Digitalisering verandert ook de aard van het vrijwilligerswerk. Het kan de vrijwilligers ontlasten, maar ook leiden tot automatisering van hun werk. De provincie kan een voortrekkersrol vervullen bij het verkennen, samen met de vrijwilligers, hoe een wenselijke toekomst van het vrijwilligerswerk eruit ziet.