Tijdelijk en vast aangestelde wetenschappers binnen universiteiten

Wetenschappers

Datapublicatie

In deze datapublicatie kijken we naar de ontwikkeling van tijdelijke en vaste contracten van universitair wetenschappelijk personeel naar functiecategorie. Is er door de jaren heen een stijging te zien van de hoeveelheid wetenschappelijk universitair personeel per functiecategorie? Welk percentage universitair wetenschappelijk personeel per functiecategorie heeft een tijdelijk contact? En hoe heeft dit zich ontwikkeld in verhouding met vaste contracten?

In het kort

  • Alle functiecategorieën binnen universiteiten laten een stijging zien in aantal fte tussen 1998 en 2024. Het aantal fte promovendi laat de grootste stijging zien.
  • 55% van het wetenschappelijk personeel aan de universiteiten heeft een tijdelijk contract in 2024.
  • Bijna alle promovendi hebben een tijdelijk contract.

Overzicht van de grafieken

Grafiek 1: Universitair wetenschappelijk personeel naar functiecategorie
Grafiek 2: Percentage tijdelijk universitair wetenschappelijk personeel naar functiecategorie
Grafiek 3: Ontwikkeling vast en tijdelijk universitair wetenschappelijk personeel 
 

1. Universitair wetenschappelijk personeel naar functiecategorie

Bron: Universiteiten van Nederland (UNL)/ Wetenschappelijk Onderwijs Personeel Informatie (WOPI)
Notities: De cijfers zijn afkomstig van het WOPI-bestand van UNL (zie ‘Extra toelichting WOPI’). Data over de categorieën OWPOW (Overig wetenschappelijk personeel onderwijs; docenten), OWPOZ (Overig wetenschappelijk personeel onderzoek; onderzoekers) en OVWP (Overig wetenschappelijk personeel) zijn beschikbaar vanaf 2005.

Het Wetenschappelijk Onderwijs Personeel Informatie databestand (WOPI-databestand) wordt jaarlijks door UNL bij veertien universiteiten opgevraagd volgens een vastgesteld format en definitieafspraken. De peildatum van de WOPI-data is 31 december van het betreffende jaar. Het betreft al het personeel dat voor bepaalde of onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst heeft met de betreffende universiteit. Student-assistenten en tijdelijk ingehuurd personeel worden niet meegenomen. In de loop van de jaren is het personeel van de medische faculteiten binnen bijna alle academische ziekenhuizen overgegaan van de universiteit als werkgever naar het academische ziekenhuis ofwel het universitair medisch centrum (umc). Het gebied Gezondheid (volgens de HOOP-classificatie) laat om die reden een inconsistent beeld zien van universitair personeel, met name bij vergelijkingen over de jaren heen, en wordt daarom niet meegenomen in de data en grafieken.


Inhoudelijke toelichting grafiek 1

  • Het aantal promovendi is verdubbeld tussen 1998 en 2003. De toename van het aantal promovendi vlakt af na 2011, maar is vanaf 2016 weer zichtbaar.  
  • Het aantal hoogleraren laat van 1998 tot 2024 een licht stijgende trend zien.
  • Na een dalende trend in het aantal universitair hoofddocenten (UHD's) tussen 1998 en 2007, stijgt het aantal UHD's weer vanaf 2008. Vanaf 2021 is de stijging sterker, namelijk tussen de 6 en 8%.
  • De categorie Ondersteunend en Beheer Personeel (OBP), niet in de grafiek opgenomen vanwege de omvang ervan, is in de periode 1998-2024 met 45% gestegen van 16.846 naar 24.389 fte.
     

2. Percentage tijdelijk universitair wetenschappelijk personeel naar functiecategorie

Bron: UNL/ WOPI
Notities: De cijfers zijn afkomstig uit het WOPI-databestand van UNL (zie ‘Extra toelichting WOPI’). 

Inhoudelijke toelichting grafiek 2

  • In de periode 2005-2024 hebben bijna alle promovendi een tijdelijk contract.
  • Onder universitair docenten (UD’s) steeg het aantal tijdelijke contracten tot aan 2014 waarna een licht dalende trend waarneembaar is tot 2018. In de periode 2018-2021 neemt het aandeel tijdelijke contracten bij UD's weer toe: 30% van de UD's heeft in 2021 een tijdelijk contract. Vanaf 2022 daalt dit flink. In 2024 heeft 11% een tijdelijk contract.
  • Bij de hoogleraren is het aandeel tijdelijke contracten in de periode 2018-2021 ongeveer 4%. In 2022 daalt het aandeel vaste contracten tot 2%. In 2024 daalt dit percentage verder naar 1%. Bij UHD's zien we een vergelijkbare trend.
  • Ook onder overig wetenschappelijk personeel is een daling in het aandeel tijdelijke contracten te zien vanaf 2022. Dit geldt vooral voor de docenten (Overig personeel onderwijs). Bij het overig personeel onderzoek is deze daling niet zichtbaar.

3. Ontwikkeling vast en tijdelijk wetenschappelijk personeel (2003-2024)

Bron: UNL/ WOPI
Notities: Het betreft al het wetenschappelijke personeel dat voor een bepaalde of onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst heeft met de betreffende universiteit. De cijfers in de grafiek zijn exclusief OBP en student-assistenten. Daarnaast is het gebied Gezondheid binnen de HOOP-classificatie niet meegenomen, omdat er een inconsistent beeld te zien is bij vergelijkingen over de jaren heen. 

Inhoudelijke toelichting grafiek 3
Als we kijken naar het totaal wetenschappelijk personeel zien we dat het percentage tijdelijke contracten tot en met 2014 stijgt. Vervolgens blijft het aandeel tijdelijke contracten redelijk constant tot aan 2016 waarna het daalt tot aan 2018. In 2018 had 57% een tijdelijk contract tegenover 61% in 2016. Na 2018 is stijgt het aandeel tijdelijke contracten weer tot 61% in 2021. Vanaf 2022 daalt het aantal tijdelijke contracten opnieuw. In 2024 is het aandeel tijdelijke contracten 55%.

 

Feiten en cijfers

  • 35.199

    fte aan wetenschappelijk personeel (2024)

  • 55%

    heeft een tijdelijk contract (2024)

  • 68%

    van het overig wetenschappelijk personeel heeft een tijdelijk contract (2024)

Voor een uitleg van de gebruikte definities en afkortingen verwijzen we graag naar de webpagina Definities en afkortingen.

Downloads

Gerelateerde publicaties

  • Excellentie in de wetenschap
  • Academische carrière van wetenschappers
  • De postdoc
  • De hoogleraar
  • Tijdsbesteding en overwerk onder onderzoekers en docenten
  • Wetenschappelijk en ondersteunend personeel per universiteit en vakgebied
  • Onderzoeksinzet universiteiten
  • Tijdelijke contracten bij universiteiten in perspectief